Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

Maandelijks archief: december 2014

Vetten Os strikt rode zebra

DSC_0012_web

Op woensdag 7 januari treedt EX-RZ, het vervolg op Red Zebra, op in De Vetten Os in Brugge. Voor de gelegenheid bestaat EX-RZ uit twee leden: zanger Peter Slabbyck en gitarist Frits Standaert. Ze worden gesteund door het Agent Orange Sound System. Het is de eerste keer sinds de split van Red Zebra dat Slabbynck in Brugge zoveel nummers van zijn vroegere band zal brengen. Hij kijkt er dan ook naar uit. “In mijn vroegere hometown spelen zal altijd iets speciaal blijven. Heel wat fans drongen er op aan dat ik nog eens in Brugge zou optreden. Ik was op zoek naar een ‘nieuwjaarsconcert’ en het voorstel werd met open armen ontvangen door De Vetten Os. Met deze duo-bezetting kunnen we op kleinere locaties spelen en kunnen we ook de kosten drukken om in het buitenland op te treden. In april trekken we weer naar Duitsland.” Het zal ook in deze bezetting zijn dat EX-RZ in maart 35 mini-optredens zal doen in de huiskamers van fans en dit om 35 jaar ‘I can’t live in a living room’ te vieren. “Omdat alles voor Red Zebra begon in Sint-Kruis, zal EX-RZ die bijzondere tour op zondag 1 maart aftrappen met een optreden bij een fan een in Sint-Kruis. Ik hou nogal van symboliek, vandaar. Diezelfde dag doen we nog 3 optredens. We moeten er wat tempo inhouden, anders zal het niet lukken om in 1 maand tijd die 35 optredens te doen. Het valt trouwens op hoeveel Brugse fans zich kandidaat gesteld hebben maar we kunnen natuurlijk geen 35 optredens in Brugge doen, het gaat van Oostende tot Genk.” Op zaterdag 18 april zal Slabbynck met de volledige bezetting van EX-RZ te zien als headliner van Polderrock in Oudenburg. Diezelfde maand brengt EX-RZ ook een nieuwe single uit, getiteld ‘Drone Operator’.

Brugse Wetstraat-journalist met dichtersbloed

goethals

Foto Stijn Vos

 

 

Maarten Goethals: ‘Ik wil gewoon een beetje schoonheid in de wereld brengen’

 Over Nederlandstalige poëzie verschijnen meestal onheilsberichten (‘niche’), maar een nieuwe lichting talentvolle dichters laat zich daar niet door weerhouden. Onder hen de Brugse journalist Maarten Goethals (…) die bij Uitgeverij Vrijdag mocht debuteren met de smaakvol uitgegeven bundel ‘Hees’.

 EXit: Stroom er Brugs bloed door uw aderen?

Maarten Goethals: ‘Ik ben geboren op Kerstmis ‘85. Het sneeuwde die dag, voor het eerst in jaren. Iedereen in de familie opgelaten, naar het schijnt.’

‘Ik ben getogen in Assebroek, de Nachtegaalstraat. De rest van de familie woont in Oedelem en Beernem en omstreken. Mijn vader, een douanier in Zeebrugge, is een boerenzoon – zijn ouders bezaten een kleine hoeve nabij de herberg Het Vliegend Paard, aan de rand van de Meersen. Moeder is de dochter van een militair. Ik liep school op Sint-Andreas Lyceum in Sint-Kruis (SASK), zowel het kleuterklasje, als het lager, als het middelbaar.’

EXit: Wanneer ontdekte deze jonge mens de wereld van de poëzie?

Goethals: ‘Het rijmen en het schrijven begon in het vijfde middelbaar, onder impuls van de leerkracht Nederlands. In dit geval: Marleen Coudenys. Mijn eerste kortverhaal ging over een gevangen genomen soldaat, een Amerikaanse vliegenier gedropt in vijandelijk gebied in de Tweede Wereldoorlog. Het leek nergens op – veel te bombastisch en te barok, en vol grammaticale fouten – maar Coudenys stimuleerde me wel om verder te schrijven.’

EXit: Er was toen sprake van een dichtersgroep?

Goethals: ‘In het vijfde jaar ontstond op school ook Poésie Pure’, een groepje leerlingen dat over de middag geheimzinnig deed over poëzie. We kwamen dan met een vijftal vrienden eenmaal per week samen in de kapel, en droegen toen gedichten voor aan elkaar. Als we elkaar later op de dag of tijdens de week tegenkwamen, wisselden we een geheime blik en een geheim handgebaar uit. Poëzie had toen iets mythisch, verbindend.’

EXit: U werkt als Wetstraat-journalist bij De Standaard, maar u hebt filosofie gestudeerd in Leuven.

Goethals: ‘Ik koos voor de opleiding filosofie aan de KU Leuven, en interesseerde me in de diepe, zware continentale metafysica, genre Heidegger, Levinas, Bataille en Cioran. Veel interessantere figuren trouwens dan de droge, wetenschappelijke wijsgeren uit de Angelsaksische traditie, die het leven, naar mijn aanvoelen, veel te rigoureus aanvatten.’

‘In Leuven werd ik na een tijdje ook hoofdredacteur van het studentenblad Veto. Ik schreef toen meerdere kritische artikels over het beleid aan de universiteit. Het laatste jaar van mijn studentenleven verhuisde ik naar Amsterdam, om geschiedenis te studeren. Een vreemde periode. Toen schakelde het schrijven een versnelling hoger: ik focuste me op poëzie en kortverhalen. In de dichtbundel staat ook een gedicht dat verwijst naar die periode en de sociale woonwijk waar ik leefde. In dat jaar stierf ook een vriendin in een auto-ongeval in het buitenland. Het gedicht Het Egyptische graf gaat over dat meisje. Ook de oranje flap met de ibis werd op die cyclus geïnspireerd.’

EXit: Na Amsterdam werd het Brussel.

Goethals: ‘Een bewuste keuze. En een half jaar later – januari 2010 – begon ik als politiek redacteur bij De Standaard. De krant zocht op dat moment jonge pennen. Ik volg hoofdzakelijk het Vlaamse en het Brussels parlement.’

EXit: Tegelijkertijd groeide het idee om uw poëzie te bundelen.

Goethals: ‘Klopt. Ik trad hier en daar op, en werd hier en daar ook gepubliceerd (in ‘Met Andere Zinnen’, in ‘Het Liegend Konijn’ van Jozef Deleu). Maar het duurde nog vier jaar alvorens ik slaagde in de opzet en een uitgeverij vond.’

‘Waarom ik schrijf? Het klinkt misschien pompeus, maar eigenlijk wil ik gewoon een beetje schoonheid in de wereld brengen. De onderwerpen die ik kies, zijn allesbehalve origineel: de liefde, de dood, de vader en de moeder, geboorte en leven, schoonheid en verval. Allemaal duizend keer al beschreven. Maar ik wil wel het verschil maken in stijl. Of dat lukt? Geen idee. Maar er komen wel een paar constanten naar voren, volgens mijn uitgever: oog voor detail en voor ritme bijvoorbeeld. De symboliek en de taal vervreemdt de lezer ook niet, stoot niet af, maar grijpt terug naar intuïtief heldere beelden. Ik liet me vooral inspireren door Paul Snoek. ‘

EXit: Waarnaar verwijst de titel ‘Hees’?

Goethals: ‘De titel Hees’ refereert naar het onzegbare, wat eigenlijk in geen woorden valt neer te schrijven – en toch onderneem ik een poging, tot ik, vermoeid van de onderneming, amper nog kan spreken. Wat probeer ik telkens te concretiseren? Datgene wat betekenis geeft aan het leven – een soort kern waarrond de mens zweeft – maar dat niet te vatten valt. Zoals de lichamelijke schoonheid, de erotiek, een ouderband, een nationaal Belgisch gevoel: het kleurt telkens de persoonlijkheid van iemand, maar de mens kan de precieze betekenis ervan niet doorgronden. Dat frustreert, dat inspireert. ‘

 

 

Lara T6

Foto Stijn Vos

 

 

BRUGGE, 1 JANUARI 2015

DE NIEUWJAARSBRIEF VAN SCHRIJFSTER LARA TAVEIRNE

* Brugge, dat was het smurfendorp dat ik zou ontvluchten, om er nooit meer naar terug te keren, of het moest voor de koekjestaart van mijn moeder zijn, omdat die naar vroeger smaakte, naar dat kleine verjaardagsgeluk dat elk jaar moeilijker oproepbaar werd.
 Brugge was niet lawaaierig en chaotisch genoeg voor iemand met lawaaierige en chaotische verlangens. En wat was het er klein, het ei, waar je met een paar keer trappen alweer doorheen was. Langestraat, haha!

* In Brugge is het van ons kent ons. Als je door het rood was gereden of een pak sigaretten had gekocht, dan wist de hele familie dat de volgende dag. Rood licht was minder erg dan sigaretten, zo bleek. Brugge was niet groot genoeg voor iemand die van geheimen hield. Als ik had gekust met iemand die officieel niet bij mij hoorde, dan had heel Brugge dat gezien. Oh ja, de cafés mochten dan dichtgaan om elf uur, de ogen bleven open.

* Daar zou ik van weglopen. Weg van die pietluttige Madonna van Michelangelo, die inderdaad mooi was, maar vooral klein. Ik wilde groot en veel en snel en druk.
 In Gent ging ik wonen. Ik was er gelukkiger dan ooit, maar ook triestiger dan ooit. Misschien was de stad waarin je woonde niet allesbepalend voor geluk of verdriet. Misschien zat het eerder in je genen dan in de stad op je identiteitskaart.

* Met een klein hartje keerde ik terug naar Brugge, het kleine, kleine Brugge. Nog elke week moet ik het aan iemand verantwoorden. Ben je dat niet ontgroeid?, vragen ze, wat impliceert dat ik zou zijn blijven groeien. Ik vrees dat het niet zo is gegaan, dat het groeien op een bepaald moment gewoon gestopt is.

* Ik woon buiten de stadsrand. Brugge is de stad waar ik elke dag doorheen fiets. De onveranderde etalages van haar kantwinkels, de levende en dode standbeelden, de meeuwen en zieke duiven bij het frietkot, de beschermde monumenten en de jammerlijk onbeschermde monumenten, zoals de dode reien, waar een zwaan af en toe een baantje trekt naar de overkant.

* De bevroren reien, daar ligt mijn oudste herinnering aan de stad. We mochten voor de eerste keer zonder handje rondlopen. Op het ijs konden we niet doodgereden worden. Schuifelend over het ijs voelde het alsof je een geheime stad ontdekt had. Jaren later en zoveel graden warmer heb ik gezwommen in het water, dat toen onder dat ijs liep. Iemand sprong vanaf de brug achter me aan. Een paar maanden later zat ik aan de oever, triest, met een boek van Peter Verhelst op schoot, hopend dat die enige waardige Stadsgenoot toch eens voorbij zou wandelen en me met de goeie woorden zou zeggen dat het allemaal wel weer goed kwam.

* Op elke hoek van elke straat is wat gebeurd, of net niet gebeurd. Er is een trap waar ik altijd zat te wachten, er is een beeldje waar ik niet naar kan kijken zonder de slappe lach te krijgen, er is het klimrek waar ik het haar van mijn eerste vriendje heb geknipt, de wasserij waar ik een keer alleen nieuwjaar heb gevierd en er is het bankje waarvan ik weet dat zijn naam erin staat. Als ik voorbij die plekken fiets, dan heb ik het gevoel dat Brugge mijn geheugen is. Dat het ei de dingen beter bij elkaar houdt dan mijn eigen hoofd dat kan. Een stad doet er niet zo moeilijk over dat verleden en heden vernesteld zijn geraakt.

*Iedereen die in Epidaurus komt, het Griekse theater, doet hetzelfde. Ze gaan op het podium staan en fluisteren een zin. Het verhaal gaat dat zelfs het gefluisterde hoorbaar is op de hoogste rijen van de tribune. In Epidaurus wordt zelfs de meest timide idioot een acteur. Ook Brugge nodigt uit tot theatraal gedrag. Het is dan ook een meesterlijk in elkaar gezet decor. Als stad is het piepklein, als decor is het enorm. En het bijzondere is dat het publiek je overal kan zien omdat ze tussen de spelers lopen, zelf spelers zijn. En de druk kwebbelende ad interims, die altijd met velen tegelijk komen, bussenvol, zij krijgen een stadsplan waarop staat aangegeven waar ze het best hun liefdesscènes kunnen repeteren.

*Laatst heb ik mijn kinderen meegenomen naar de Madonna in de O-L-V Kerk. Ze zat ingepakt wegens renovatie. Een cadeautje. Buiten op een bankje heb ik hen dan maar over Christo verteld. Heeft die man echt hele gebouwen ingepakt, vroeg mijn zoontje en om zijn eigen verbeelding te ondersteunen legde hij zijn hoofd in zijn nek en keek omhoog naar de enorme bakstenen kerktoren.

  • Naar huis fietsend dachten we hetzelfde. Zou Christo het kunnen: heel Brugge inpakken? Als een cadeautje. En wie zou ons dan uitpakken, zijn hand voor de mond slaan en uitroepen: Waaaw! Net als bij vuurwerk of taart. Koekjestaart. Want dat is tenslotte waarom ik ben teruggekeerd. Voor de koekjestaart van mijn moeder. En in de hoop dat het verloren gevoel ergens teruggevonden kon worden.

* Dat is een illusie, natuurlijk, dat weet ik ook wel, maar dat is de liefde ook en voor zover ik weet is het nooit een reden geweest om er maar eens mee op te houden, met dat beminnen en verlangen en achtergelaten worden en proberen terug te winnen wat we verloren zijn. Altijd weer dat proberen terug te winnen wat we verloren zijn. Op het najagen van vervlogen schoon.

Op ons decor.
Op mooie verhalen.
Ze vertellen en ze leven. Op Brugge 2015.


Lara

 

 

EXit-januari dit weekend in de rekken

cover241

Met daarin onder meer:

*de nieuwjaarsbrief van schrijfster Lara Taveirne

*VRT-journaliste Kristien Bonneure over stilte in de stad

*Maarten Goethals debuteert met dichtbundel ‘Hees’

*Marloes De Cloedt biedt cartoonisten een internationaal forum

*Feline Dewaele (13): blind, maar toch een rol in Parsifal

*Cinema Lumière Europees gelauwerd

*Boekenoogst Brugse auteurs

*De eerste jazzpluk en een stevige portie toneel

*en de dag-aan-dagkalender waarheen in Brugge

Sara: Philip Le Bon

scan 3

 

Hoe ver kun je gaan om iemand echt te treffen? Hoe hard kun je worden als je echt geraakt bent? Om de macht over zijn Londense concurrent CytoSerum en zo een baanbrekend nieuw geneesmiddelenpatent te verwerven, zet de Duke alle middelen in. Benissa, een bloedmooie zwarte huurmoordenares, moet het pad vrijmaken voor de Duke. Tegelijk krijgen twee gewetenloze Tsjetsjenen de opdracht om Sara, de dochter van zijn aartsrivaal, te gijzelen. Er ontspint zich een wreed kat-en-muis (sic) spelletje. Maar dan duikt iemand uit Benissa’s pijnlijke verleden op… en kantelt alles. Tot zover de aanzet van een zeer on-Vlaams aandoend thrillerdebuut.

 

Bruggeling Philip Le Bon, pseudoniem voor Philip Vagras en momenteel aan de slag als veiligheidsadviseur bij Securitas, ruilde onlangs Brugge in voor Ruddervoorde en kiest nu voluit voor het schrijven. Zijn ambities zijn niet mals: een vierdelige thrillerreeks waarvan het eerste deel, een turf van 428 bladzijden die ‘wordt vervolgd’, in de boekhandel ligt. Zijn debuut ‘Sara, de mooie moorden’ zal beslist niet onopgemerkt blijven, maar dan niet meteen om de voor de hand liggende redenen. Er worden in dit boek vanaf pagina éen sadistische spelletjes gespeeld, gemoord en verkracht dat het een lieve lust (?) is. Nu is er niks fout met dit genre, maar het vereist wel een technische finesse die hier nog te vaak ontbeekt, en waardoor de hoofdfiguren meestal karakterloos en soms karikaturaal getekend worden  De seksuele spelletjes, met (de onvermijdelijke) Tsjetsjenen in de hoofdrol, neigen ook iets teveel naar verkrachtingsfantasieën om overtuigend te zijn. Thrillerauteur en recensente Johanna Spaey noemde het dan ook ‘een Vlaams thrillerdebuut met een hoog afrukgehalte’. Bovendien verliest het verhaal zich te vaak in eindeloze uitweidingen die het leestempo stremmen. Toch verdient deze debuterende auteur krediet, want hij heeft een degelijke pen, kent zijn wereld en legt de lat hoog. Alleen hoort er een eindredacteur bij die weet dat ‘schrijven schrappen’ is en de vele clichés eruit haalt. En alsnog: lectuur niet voor gevoelige zielen. (LF)

SARA is uitgegeven bij uitgeverij Lannoo

Lieve Hoet: Tanne en ik

De ‘Brugse’ jeugdauteur Lieve Hoet, geboren in Argentinië en na enkele omzwervingen in Brugge beland, heeft een nieuwe historische roman klaar. ‘Tanne en ik’ speelt zich af in het Brugge van de zestiende eeuw en vertelt het verhaal van twee jonge meisjes die volwassen worden in de woelige periode van de Reformatie. Beiden zijn dochter van historische figuren: Josine van de schilder Adriaan Isenbrandt, Tanne de dochter van Ambrosius Benson, en dit alles keurig binnen de historische lijnen getekend.

Lieve Hoet:Tanne en ik’ ontstond op een vreemde manier. Ik was op zoek naar de geschiedenis van ons huis in Brugge. In de bibliotheek stootte ik op een prachtige gids die me leidde langs Brugse huizen uit de zestiende eeuw. Bij die huizen hoorden verhalen. En daar kwam ik Adriaan Isenbrandt tegen. En zijn onwettige dochter Josine en meester Benson en… ik ging verder op zoek en vond ook Tanne. Die onwettige dochters lieten me niet meer los. Ik vroeg me af wat dit in die tijd betekende.’

‘Je kunt in Brugge heel veel terugvinden in het archief. Zoals het stuk dat op de cover staat en uit een Wezenboek komt, de gegevens over de erfenis van Adriaan Isenbrandt. Maar ook het vonnis waarbij Adriaan Isenbrandt en de moeder van Josine, Katelijne Van Brandenburch, veroordeeld werden omdat ze een verboden relatie hadden. En het verslag van de veroordeling van de huishoudster van meester Isenbrandt, wat ze gestolen had en welke straf ze kreeg. Het zijn telkens kapstokjes die je tot een bepaalde gebeurtenis of gedachtegang brengen in het verhaal.’

‘Heel wat personages uit het boek zijn dus historisch, ook voor de historische gebeurtenissen ben ik zo getrouw mogelijk bij de feiten gebleven. Maar het blijft een roman, dus staat het verhaal van Tanne en Josine centraal.’

Lieve Hoet, Tanne en ik, uitg. www.scriptomanen.org

 

 

Achter (klooster)muren

scan kloosters

 

Achter (klooster)muren, Nico Blontrock en Jean-Pierre Drubbel, Zorrouitgeverij

De Damse uitgever Guido Deville blijft de boekencrisis te lijf gaan met… nieuwe boeken. Jongste aanwinst is ‘Mensen achter Brugse kloostermuren’ van het duo Nico Blontrock (solliciterend naar de titel van Bekendste Bruggeling) en Jean-Pierre Drubbel, een man met een levenslange carrière in de Dienst Toerisme. Samen gingen ze maandenlang aankloppen op kloosterdeuren voor een losse babbel over het leven in de snel leeglopende kloosters en de bedreigde toekomst. Ze telden nog 30 kloostergemeenschappen in Brugge en rand en die bleken, op één uitzondering na, allemaal bereid te getuigen. Het resultaat is een aardig stukje Brugse geschiedenis.

In de meeste kloosters vielen de verhalen te herleiden tot de bekende problematiek, maar het totaalbeeld toont toch nog een rijke wereld van (vaak) bateloze inzet in onderwiis en ziekenzorg . Het boek opent met het verhaal van de ‘Papnunnen’ (Wijngaardplein) die hun naam verdienden toen ze in 1852 met papbedeling de cholera-epidemie te lijf gingen. Vandaag wonen en werken er nog drie zusters.

Andere kloosters kampen met andere problemen. Het Engels klooster (Carmerstraat) verhuurt ruimtes voor internaten en stelt zijn tuin in de zomermaanden open voor het publiek. Toch blijft het klooster te groot voor de weinige resterende zusters. In Spermalie (Snaggaardstraat) ligt het archief van kanunnik (stichter) Carton te verkommeren in de kelders. Andere kloosters, zoals de Dominanessen (Vlamingdam), zochten nieuwe taken op: een rustoord voor zusters, opvang vrouwen in moeilijkheden, en realiseerden daarvoor een nieuwbouw. Een echte contemplatieve orde vind je nog in de Schutterstraat waar de weinige zusters van Karmel een ingetogen leven leiden, samen met onder meer drie Japanse zusters. Bekend is dan weer het huis van de zusters van Don Bosco in de Moerstraat. In Huis Mensa bieden ze plaats en opvang aan thuisloze vrouwen. De grote Brugse scholengemeenschappen (Jozefienen, Maricolen, Xaverianen…) tellen elk nog een kleine kloostergemeenschap, maar ook hier dreigt binnenkort de leegloop. Daardoor staat het dossier kerkelijk erfgoed hoog op de agenda. Enkele kloosters zijn op zoek naar nieuwe bestemmingen voor hun site en de Stad is een geïnteresseerde partner, mogen we hopen. Het verhaal van de Jezuïetenkerk (‘Bruges Celebrations’) wordt hopelijk niet herhaald. Het boek kan een aanzet zijn om dit dossier op tafel te leggen. (LF)

 

 

Greet Bosschaert & Elly van der Linden & Ootje

 

Ootje 

Met de Brugse illustrator Greet Bosschaert gaat het steeds beter, zo bewijst haar jongste prentenboek ‘Ootje het bruidsmuisje’, gemaakt in samenspraak met de Nederlandse auteur Elly van der Linden. Uitgeverij Clavis was op zoek naar een leuk boekje met duiding rond het gegeven ‘trouwdag’ en twee muizen die gaan trouwen. De muisjes gedragen zich als mensen, ze worden volwassen, verliefd en gaan trouwen. En op zo’n feest horen ook bruidsmuisjes. De tekeningen zijn een speelse weelde voor het oog en het resultaat is een kleurrijk en speels verhaal.

Greet Bosschaert: ‘Voor mij was het een uitdaging om dit verhaal boeiend, vrolijk en lieflijk in beeld te brengen. Omdat de 12 illustraties qua opvolging zo dicht bij elkaar lagen, was het net alsof ik een strip aan het tekenen was. Elk hoofdfiguurtje, genodigden, orkest, stoeltjes , bloemetjes… moesten bijna op elke prent terugkeren. De feestelijk uitgedoste genodigden waren een intens werk om te tekenen omdat alles correct herhaald moest worden. Ik wou de verhoudingen ook wel juist vandaar de grote bloemen. De bloemenweide refereert trouwens naar de mooie wilde bloementuin van Elly van der Linden. Ik vond het heerlijk om de twee bruidsmuisjes Ootje en Aafje te typeren. Detailwerk was ook weer aan de orde en dit kun je duidelijk zien in de illustratie waar de trouwring een muizenhol inrolt. De illustraties zijn gemaakt met kleurinkten en pastelpotloden.’ (LF)

 

 

Peter Slabbynck en Veerle Jacobs bedenken mini-museum voor kinderen

EDM_9768

Foto EDM

 

Een weet- en doeboek voor kleine kunstenaars

Iedereen kent hem als de energieke frontman van de groep Red Zebra (nu EX-RZ), maar Peter Slabbynck mag zich al sinds 1998 ook jeugdauteur noemen. In dat jaar debuteerde hij, met illustrator Klaas Verplancke, met het boek ‘Het neusje van Paulien’. Na de publicaties ‘De bolletjestrui’ (1999) en ‘Het huis in het midden van de straat’ (2002) bleef het wat stil, maar zie. Sinds kort ligt het prachtig vormgegeven boek ‘Dat kan een aap schilderen, maar kan jij ook een aap schilderen?’ in de winkelschappen. Zonder Klaas deze keer, maar wel met de hulp van zijn vrouw Veerle Jacbos.

EXit: ‘Dat kan een aap schilderen, maar kan jij ook een aap schilderen?’ is een weet-en doeboek. Verklaar je even het concept, Peter?

Peter Slabbynck: ‘In het boek staan twintig verhalen die gestoffeerd zijn met anekdotes rond een bepaalde schilder of een bepaalde richting in de schilderkunst zonder dat die richting expliciet wordt genoemd. Aan elk verhaal is er een specifieke opdracht gekoppeld, bedacht door Veerle. Deze schilderopdrachten kunnen in het boek zelf worden uitgevoerd. We kozen er bewust voor om geen schilderijen bij de verhalen te publiceren, maar achteraan in het boek weer te geven. Zo worden de kinderen minder beïnvloed als ze zelf aan de slag gaan.’

EXit: De keuze voor bepaalde schilders is soms voor niet voor de hand liggend?

Peter: ‘Dat klopt, ik wil immers niet het verhaal van de schilderkunst brengen. Een toffe anekdote primeert eerder dan de naam van een beroemde schilder. Bekende namen als Salvador Dali, Pablo Picasso of Claude Monet zitten er wel bij, maar niet doelbewust. Ik ben op zoek gegaan naar geestige anekdotes of verhalen en die vond ik ook bij pakweg Jean-Baptiste Oudry, Giacomo Balla en Elias Van den Broeck.’

‘Ik loop al lang rond met het idee om een boek te schrijven over Frankrijk waarin ook de diefstal van de Mona Lisa, het wereldberoemde schilderij van Lenoardo da Vinci, aan bod komt. Toen het schilderij spoorloos was, trok de ‘lege plaats’ van de Mona Lisa meer bezoekers aan dan anders. Het Frankrijkproject is voorlopig uitgesteld, maar dit verhaal heb ik onthouden voor het Aap-boek. Dat was de start om nog meer leuke verhalen te sprokkelen. Samen met Veerle bezoek ik veel musea en tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Daar valt altijd wel iets te rapen, maar een gewoon ‘weetboek’ vonden we te eng.’

EXit: Voor het ‘doegedeelte’ deed Peter beroep op jou, Veerle.

Veerle Jacobs: ‘Als docente beeldende kunst aan de Academie van Geraardsbergen werk ik al 24 jaar met alle leeftijdsgroepen en daar voel ik dat er een grote nood is aan een goed boek. Veel boeken zijn zodanig voorgekauwd dat je er nog weinig kunt aan toevoegen of ze zijn zo inhoudelijk flauw dat het niveau voor de Academie niet hoog genoeg is. Dit boek vult een leemte in. Je kunt met een paar kleine, eenvoudige ingrepen of extra weetjes over techniek een schilderij veel echter, persoonlijker en doortastender maken. Kinderen uit de lagere graad hebben meestal voorgekauwde technieken meegekregen. Om een extra dimensie aan hun werkjes te geven, zijn die opdrachten bij de verhalen gevoegd.’

EXit: Kinderen hoeven niet gezegend te zijn met het grootste schilder- of tekentalent om die opdrachten uit te voeren?

Veerle: ‘Neen, zeker niet. Ze hebben geen voorkennis nodig. Ze vertrekken letterlijk van een leeg blad. Dat maakt het boek net zo toegankelijk voor kinderen: ze krijgen meteen een persoonlijk resultaat.’

Peter: ‘Ze beschikken, na het uitvoeren van die opdrachten in het boek zelf, over een eigen museum. Je kunt dus je eigen museum samenstellen en in huis halen. Ik wil wel aanstippen dat dit geen puur kinderboek is. Ook volwassenen zullen iets hebben aan de verhalen. Er zit ook veel humor in, vaak met een knipoog, en ik heb de specifieke kunsttermen bewust uit de teksten geweerd.’

Veerle: ‘De verhalen blijven pittig met menselijke details. Het is dus geen worstelboek, maar een duurzaam kunstboek voor alle leeftijden. Ik geef ook nog creatieve workshops en daar stel ik vast dat er een vraag is voor workshops waarbij zowel het kind als de ouder/grootouder worden betrokken. De mensen vinden het fantastisch om met hun (klein)kind geboeid bezig te zijn. Ons boek is daartoe zeer geschikt: je krijgt een stukje kunstgeschiedenis mee en je kunt samen de opdrachten uitvoeren.’

EXit: In welk opzicht is het een duurzaam boek?

Veerle: ‘Ik ben de laatste tijd veel bezig geweest rond ecologisch verantwoorde kunst. Vaak stel ik in de Academie vast dat kinderen als ze een foutje hebben gemaakt direct hun blad papier in de vuilnisbak gooien. Vind ik niet leuk. De tips die bij de opdrachten staan, hebben een ecologische toets. Je kunt bijvoorbeeld je eigen verf maken in plaats van potjes industriële verf te kopen. Aangezien je de schilderijen in het boek zelf kunt creëren, gaat er geen extra papier verloren.’

ANTOINE DE CLERCK

Pleidooi voor een ‘University College’ in Brugge

Luk Van Langenhove photoshoot Summer 2013

 

De in Brugge opererende Universiteit van de Verenigde Naties bracht recent een aantal lokale partners (Stad, Provincie, Resoc, e.a…) samen voor een avondvullend pleidooi voor de oprichting van een ‘University College’ in Brugge. Een University College is een nieuwe vorm van hoger onderwijs (kleinschalig, Engelstalig, persoonlijk bachelor programma, samenwerking over de grenzen ) die overal veld wint, maar waarvan de oprichting in grote mate afhangt van ‘een universiteit’. We polsten professor Van Langenhove (van de Universiteit van de Verengide Naties) naar het waarom en de slaagkansen.

 EXit: Wat is de concrete aanleiding voor deze haalbaarheidsstudie over nieuw hoger onderwijs in Brugge?

Van Langenhove: ‘Er is een samenloop van aanleidingen. Ten eerste zijn er internationale trends die Vlaanderen min of meer aan zich voorbij laat gaan. We zien hoe overal in Europa ingezet wordt op het differentiëren en internationaliseren van het hoger onderwijs, en in dat kader zien we dat veel universiteiten inzetten op de zogenaamde ‘university colleges’ (een betere naam is LAS-colleges, Liberal Arts and Sciences Colleges). Het gaat om kleinschalig, breed, academisch, interdisciplinair en Engelstalig bachelor onderwijs. Studenten stellen er onder begeleiding van hun persoonlijke mentor een eigen studieprogramma samen. Het kleinschalige karakter van de opleiding betekent wel dat er aan de poort geselecteerd moet worden, dat staat natuurlijk in contrast met wat we in Vlaanderen gewoon zijn.’

‘Dat brengt mij ook tot de tweede aanleiding. Onze aula’s aan de Vlaamse universiteiten zitten voor sommige vakken stampvol. Zo’n grote groepen, vaak meer dan duizend studenten! beperken nu eenmaal de mogelijkheden om interactieve lessen te organiseren. En ik heb het gevoel dat echt gemotiveerde studenten in zo’n grote groepen niet altijd aan hun trekken komen. Ik denk dat sommige studenten hun talenten via alternatieve opleidingsvormen nog beter zouden kunnen ontwikkelen. LAS Colleges zouden dan, als nieuwe opleidingsvorm onder de vleugels van de Vlaamse universiteiten, deze studenten kunnen opvangen.’

‘Een derde aanleiding is de oproep van de Europese Commissie tot meer interdisciplinaire en brede bacheloropleidingen. Een vierde aanleiding komt eigenlijk uit Nederlandse hoek. Het nabije University College Roosevelt in Middelburg denkt al geruime tijd na over samenwerking over de grens. Zij zorgden uiteindelijk ook voor de financiering van het project. Een vijfde en laatste aanleiding was het gevoel dat er een groeiend lokaal draagvlak in Brugge was voor het ontwikkelen van nieuwe initiatieven voor het hoger onderwijs in de stad. ‘

EXit: Is dit een haalbaar plan in besparingstijden?

Van Langenhove:  ‘De timing kon inderdaad beter. Financieel zijn er in Vlaanderen nauwelijks mogelijkheden en de Vlaamse universiteiten lijken niet echt happig om in dergelijke initiatieven te investeren. Maar de echte vraag blijft: kan Vlaanderen het zich permitteren om deze internationale trein te missen?’

EXit: Hoe ziet het kostenplaatje eruit?

Van Langenhove: ‘Het exacte kostenplaatje weet je natuurlijk nooit op voorhand, maar ik denk dat we mogen schatten tussen de 15 en 20 miljoen euro voor de opstart. Om het operationeel te houden, schat ik dat er jaarlijks 6 miljoen euro nodig is. Dat is veel geld, maar er kan een beroep gedaan kunnen worden op Europese financieringsbronnen voor de opstart. De jaarlijkse financiering zou dan van de Vlaamse overheid moeten komen, dus politieke wil zal noodzakelijk zijn. We mogen ook niet vergeten dat zo’n nieuwe instelling ook economisch iets oplevert voor de regio. De UGent berekende bijvoorbeeld de economische impact van UCR op de regio, en vond een impact van zo’n 15 miljoen euro per jaar. Dat vertaalt zich in ongeveer 200 jobs. We verwachten een gelijkaardig cijfer voor Vlaanderen. Wat de locatie betreft, is er nog geen voorstel. Brugge heeft een aantal troeven.’

‘Er zijn overigens nog voordelen voor Brugge. Hoger onderwijs instellingen spelen immers een belangrijke rol in regionale ontwikkeling. Willen we verder evolueren naar een kenniseconomie, dan kan zo’n LAS College daartoe bijdragen. Daarnaast, hoewel er maar 600 studenten zouden bijkomen, zou Brugge ook de naam ‘studentenstad’ meer waardig worden. Het zal de braindrain problematiek in West-Vlaanderen niet oplossen, maar ook op dit vlak zal het zijn steentje bijdragen.’ (LF)

Info: UNI-CRIS, Potterierei 72, Brugge