
Recent gaven Bart Geernaert van De Republiek en Lennart Claeys van het Brugse architectenbureau Dertien12 toelichting bij het ambitieuze project van de Stadsrepubliek. Belangstellenden konden deelnemen aan een speciale rondleiding door het Schouwburgkwartier, met zijn vele mogelijkheden voor de toekomst. Eric Van Hove was erbij en brengt verslag uit.
De Brugse stadsgids Maarten Noë nam (tijdens de jongste OMD) ons gezelschap op sleeptouw, en deed dat voortreffelijk. Het vroegere Schouwburgkwartier wordt nu in menige publicatie herleid tot een soort hoerenbuurt avant- la-lettre, maar in de praktijk was het anno 1865 nog altijd een belangrijke handelswijk: misschien niet meer zoals in de middeleeuwen hét mercantiele centrum van Brugge, want dat was met de aanleg van de Handelskom en de bouw van het eerste station van Brugge wel wat verschoven. Maar goed, in de buurt waren er inderdaad welgeteld vijf ontuchthuizen en de plaatselijke legercommandant liet er uit vrees voor ziektes en/of relletjes wel regelmatig patrouilleren, maar anderzijds was het toch ook nog altijd een wijk met een goeie sociale en ruimtelijke mix. Ga maar eens kijken naar de mooi opgebouwde tentoonstelling over 150 jaar Stadsschouwburg in het Arentshuis.
Ook nu nog is het hele gebied ten noordwesten van de (Grote) Markt van Brugge – laten we gemakshalve zeggen: de buurt van De Republiek – een plek in de stad waar men een heel eigen mix heeft van stadsbewoners, stadsgebruikers én stadsbezoekers. Hier niét zoals in de gouden driehoek, waar het toeristisch bedrijf de overhand genomen heeft op het gewone leven in de stad, maar anderzijds toch ook nog wat anders dan die oude woonbuurten à la Sint-Gillis en Sint-Anna, waar de tijd wat stiller is blijven staan en je niet direct meegezogen wordt in een stedelijke dynamiek.
Vertrekpunt
Die plek dus, dat wordt ons vertrekpunt. En dan gaan we op wandel, van de Stadsschouwburg naar Hof Bladelin in de Naaldenstraat: enige jaren geleden zag Rik Torfs dat wel zitten als pied à terre van de K.U. Leuven in Brugge, maar toen zijn opvolger Luc Sels enige jaren later de rekeningen inkeek, ging dit plan terug naar af. En dus blijft het nu uitkijken wat er in de toekomst te gebeuren staat met dat prachtige stadspaleis, ooit één van de belangrijkste Europese filialen van de Florentijnse bankiersfamilie de Medici. Nu huizen daar nog twee oude, eerbiedwaardige zusters en van hen kreeg onze stadsgids de sleutels mee waarmee je juist om de hoek, in de Grauwwerkersstraat, een poortje kunt binnengaan. Wie hier ooit langs fietste, heeft zich zeker al eens afgevraagd wat er achter die muren wel verscholen ging. Welnu, op zo’n rondleiding krijg je het antwoord: een prachtige binnentuin, met prieeltje, fruitbomen en paden, alles piekfijn onderhouden. Een heuse oase in de stad.
Hoe zou zo’n juweeltje nu meer en beter gebruikt kunnen worden?
Dàt zijn vragen voor het project van de Stadsrepubliek. Zoals men dat ook kan vragen over de schepjes aan het eind van de straat, over het Sint-Jakobsplein dat nu voor amper twaalf geparkeerde wagens wel op een autokerkhof lijkt, of over de verloederde binnenruimtes in de schaduw van het Prinsenhof, of het binnenplein van het stedelijk Conservatorium: officieel een openbare plek, maar door zeer weinig Bruggelingen gekend of bezocht. Wat met De Republiek, wat met de Biekorf, waar het cultuurcafé van zilveren Noël (Van Oyen) toch ook tijdens de dag een uitnodigende plek zou kunnen worden voor al wie de bib of de stad intrekt?
Bonbonnière
En dan heb je natuurlijk nog de Stadsschouwburg zélf, inmiddels 150 jaar jong. De brede parallelstraten rond de Schouwburg lopen er momenteel nog wat slonzig bij, de afgelopen maanden zorgde URB EGG ter plekke wel voor wat animatie, al hoorde je bij een aantal mensen toch ook wel de klacht dat het dit jaar een wat tochtige plek was, vooral de dagen dat het zonlicht er niet echt doorkwam. Op zo’n dagen zou je natuurlijk graag kunnen terugvallen op de Foyer van de Stadsschouwburg, die eigenlijk alles in huis heeft om tot een waar Grand Café van Brugge uit te groeien. Maar in tegenstelling tot haar eerbiedwaardige leeftijdsgenoot de Bourla in Antwerpen, is de Foyer in Brugge tijdens de dag niét open voor al wie er pakweg een koffie met gebakje zou willen nuttigen. Mag ik dit zonde vinden?
Ok, Peter Devisch geeft in een vriendelijk mailtje wel mee dat vorig jaar van september tot half mei er 147 dagen activiteiten waren in de Foyer: inleidingen, pauzes, persconferenties, workshops, etc… en verder ‘ook nog zeven dagen verhuring aan Foyeruitbater voor bedrijven en congressen, maar geen particuliere verhuur mogelijk.’ Dat is alvast genoteerd. Maar, plus est en vous, zou ik zo zeggen, Dertien12 gaf eerder al schetsen vrij waarin ze de droom van een Grand Café met eigen, afzonderlijke toegang en terras meteen concreet maakten. Voorlopig zijn dit nog (verre?) dromen, maar wie hier ooit een piepjonge en (toen nog) hyperzenuwachtige Martine Tanghe in de hoogdagen van VAKA (Vlaams Aktiecomité tegen Atoomwapens) voor een …bomvolle zaal een debat met de Vlaamse partijvoorzitters in goede banen zag leiden, die weet dat die Foyer ook een uitgelezen plek zou kunnen vormen voor grote maatschappelijke debatten in de stad.
Kortom, het hele Schouwburgkwartier is een kwartier bij uitstek waar men voor de nabije of verre toekomst nog heel wat dromen kan projecteren: het delen van ruimtes, het delen van ideeën vooral. Wat ooit door Jorijn Neyrinck als een uitdagend Stadsportaal was opgestart, is inmiddels een heus Vlaams stadsvernieuwingsproject geworden, met inmiddels ook 2 miljoen euro Vlaams geld.
Deelplannen
Eigenlijk is dat zelfs iets dat niet alleen voor het Schouwburgkwartier of de Stadsrepubliek zou moeten gelden, je zou dat ook naar de hele stad kunnen doortrekken. Dat was trouwens oorspronkelijk ook zo voorzien in het structuurplan begin jaren zeventig, bij de start van Groot-Brugge: eerst zou men in de binnenstad pand per pand heel precies in kaart brengen, daarna zou men deelplannen met noodzakelijke ingrepen per stadskwartier opmaken om dan daarmee terug te koppelen naar de algemene beginselen van het structuurplan. In de praktijk werd er enkel van het eerste echt werk gemaakt: die inventaris pand per pand kwam er, weinig steden in België zijn zo goed gedocumenteerd over hun eigen huizenpatrimonium als Brugge, maar de deelplannen die verdere ingrepen in de wijken moesten kaderen, zijn met de jaren weggevallen of naar de achtergrond verwezen.
Gevolg? Brugge is zeer goed geëquipeerd om individuele aanvragen of kleine bouwprojecten met zorg te begeleiden, en doet dat ook, maar voor structurele of gewoon inventieve ingrepen in de wijken missen we gewoon de juiste instrumenten: hier geen stadsontwikkelingsbedrijf bijvoorbeeld, wat in bijna alle andere Vlaamse centrumsteden een onmisbaar instrument is waarmee de overheid ook sturend optreedt in de ruimtelijke ordening. Ok, zo’n stadsontwikkelingsbedrijf is maar een middel, daar gaat het nu niet om, wat telt is dat de overheid hier ook een sturende taak heeft en dat je je ruimtelijke ordening niét aan de vrije markt overlaat. Vooreerst is die vrije markt voor al wie niét tot de middle of de upper class behoort, helemaal niét vrij. Maar bovendien mis je zo kleine, maar betekenisvolle impulsen die nooit van de privé komen, maar die buurten en wijken soms een heel nieuw leven kunnen doen leiden.
Waterponton
Denk maar even terug aan het waterponton van atelier Bow-Wow en Dertien12 aan de Sint-Annarei tijdens de eerste Triënnale, enkele jaren geleden: hoe zo’n kleine ingreep meteen de beleving van een heel traditionele omgeving in een handomdraai kon veranderen: waar de Spiegelrei en de Spinolarei normaal alleen nog toeristische vaarroutes zijn, werd dat ponton op het water nu in een mum van tijd de rendez-vous- en belevingsplek van heel wat jongeren die in de buurt school lopen. Waar Brugge een oud imago heeft en het toeristisch circuit ook helemaal in traditionele zin opgevoerd wordt, werd één van de oudste elementen van de stad, namelijk het water van Brugge, nu opeens een kans: een plek waar het jonge volkje gewoon kon chillen en zonnen en een frisse duik nemen: de stad als een plek waar weer wat te beleven viel, niet enkel als een toeristisch postkaartje…
Die ingesteldheid, deze manier van werken zou men nu opnieuw in de ruimtelijke ordening moeten kunnen doortrekken: wijken en buurten niet enkel zien als mooie, maar versteende relicten uit een ver verleden, maar als plekken waar men mits wat durf en verbeelding weer heel wat mogelijkheden tot leven kan roepen. Komaan dan, ook een lange tocht start met een eerste stap. Laat de uitnodiging voor de Stadsrepubliek niet links liggen, laten we daar alvast de kansen grijpen die dit boeiende stadskwartier onmiskenbaar in zich heeft. En laat dit dan de aanloop zijn naar een meer structurele aanpak in de ruimtelijke ordening, die terug aanleunt bij de ambitie van de deelplannen van vroeger: de stad is wat we er zélf van maken.
Het oude structuurplan van 1972 begon overigens met een mooi citaat van Aldo van Eyck: ‘Een stad die de creatieve potentie en de spontane initiatieven van haar bewoners uitsluit en alleen weerspiegelt wat mensen erin doen en niet wat zij er zelf voortdurend aan doen, aan toevoegen en veranderen, schakelt zichzelf uit – sterft.’
We zijn inmiddels een halve eeuw verder, wie neemt de draad terug op: verbeelding aan de macht? (ERIC VAN HOVE)
De tentoonstelling over ‘150 jaar Koninklijke Stadsschouwburg Brugge’ in het Arentshuis loopt nog tot zondag 1 maart 2020
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...