Peter Verhelst laureaat Herman De Coninckprijs.
Bij het verschijnen van de bundel Wij Totale Vlam schreef Christina Van Geel in EXit daarover het volgende:
‘Wij totale vlam’ van Peter Verhelst: ode aan de dood en de liefde
In de laatste zon staan in het water een man en een vrouw naar elkaar te kijken
als in een nieuwe zon, een vrouw en een man die enkel door elkaar
in vuur en vlam te kijken hun naam kunnen uitspreken
om zichzelf
die op het water uit te zien wissen.
Ik hou er niet van om gedichten te analyseren en te ontleden, ze te ontkleden. Ik vind het bijna onfatsoenlijk om zo’n tekst laag na laag af te pellen tot aan de rauwe rozige binnenkant. Als er al een binnenkant is, laat staan een rozige. Ik vind het aanmatigend, een beetje dwaas ook, om te willen weten waar een gedicht precies over gaat. Poëzie is voor mij voelen, ondergaan, zoeken en soms vinden, onderweg zijn zonder noodzakelijk je bestemming te bereiken. Een heel persoonlijke reis langs emoties en impressies.
Een man staat aan de rand van het water te kijken naar een vrouw, nog even zal hij, nog
heel even, tot die vrouw – ze heeft die man gezien, eindelijk heeft ze hem gezien – heel
even staan ze roerloos – nauwelijks een seconde schudt ze haar hoofd, nee, nee, en dan
begint ze – ze blijft haar hoofd schudden – begint ze te rennen naar de man die nau-
welijks nog, wankelend, alsof hij op haar heeft gewacht om te mogen, om eindelijk te
kunnen –
Poëzie maakt je rusteloos. Is ontwrichtend, ontneemt je je zekerheden, biedt zelden een houvast. En da’s goed. Ik vind het eerder geruststellend dat ik een gedicht niet moét begrijpen, dat niet elke vraag een antwoord behoeft. Een gedicht moet niet ‚kloppen’, het moet eerder een beetje ‚wringen’. Het moet beklijven, raken, doen lachen en huiveren. Het moet aan het denken zetten, doen twijfelen: ‘Zo’n zonde dat we nooit echt de tijd hebben genomen om…’
Daarom lees ik Peter Verhelst zo graag. Zijn woorden doen al die dingen: ‘Zo veel sterren. Van zoveel sterren. Je gezicht staat van de mogelijkheid
alleen al in brand’.
Een gedicht van Verhelst kan je 20 keer lezen, en dàn ineens weet je het. Voor even. Want de volgende keer ben je het weer kwijt, ontglipt het je, en het zoeken begint opnieuw.
Als een hand
over een wang die er niet langer is strijkt de wind over het water.
Zijn teksten kan je lezen en herlezen, laten liggen, laten rijpen, laten groeien. En je groeit langzaam mee. Ze verruimen en veranderen je blik. Naar buiten en naar binnen.
Je staat afgewend met gebogen hoofd en veegt een haarlok uit je gezicht, alsof je huilt,
maar het is veilig hier.
Het was… Ik weet niet…
Ik dacht even dat ik de zee nog zag glinsteren.
Het is zo moeilijk je tedere dingen op een tedere manier te herinneren.
Verhelst schildert met woorden. Hij danst met taal. Zijn gedichten lezen als muziek, zo direct als ze inwerken op je lijf en op je verstand. De impact is direct en diep. Ook al denkt hij zelf misschien niet genoeg te hebben aan het woord: ‘Zal er ooit iemand zijn die – alsof hij aan dezelfde ziekte lijdt – zonder woorden zal weten wat ik bedoel?’
Waar ‚Wij Totale Vlam’ precies over gaat? Precies weet ik dat niet, wil ik dat ook niet weten. Maar ik denk over de dood en de liefde. Over de hoop dat er iets voort bestaat. Dat de liefde eindeloos is. Het is een ode aan de dood en de liefde. Twee dingen zonder dewelke het leven het leven niet zou zijn:’Ik weet niet of ik zal terugkeren, hoe of wanneer dat zal zijn, ik weet niet wie ik zal zijn geworden, wanneer ik op een ochtend weer thuiskom, en wat er van jou zal zijn geworden.
Zullen we elkaar na al die tijd nog herkennen?’
Wij Totale Vlam. Duik erin. Verlies jezelf. Geniet.
CHRISTINA VAN GEEL
Wij totale vlam, Peter Verhelst, uitg. Prometheus, 15 euro
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...