Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

Brugse Wetstraat-journalist met dichtersbloed

goethals

Foto Stijn Vos

 

 

Maarten Goethals: ‘Ik wil gewoon een beetje schoonheid in de wereld brengen’

 Over Nederlandstalige poëzie verschijnen meestal onheilsberichten (‘niche’), maar een nieuwe lichting talentvolle dichters laat zich daar niet door weerhouden. Onder hen de Brugse journalist Maarten Goethals (…) die bij Uitgeverij Vrijdag mocht debuteren met de smaakvol uitgegeven bundel ‘Hees’.

 EXit: Stroom er Brugs bloed door uw aderen?

Maarten Goethals: ‘Ik ben geboren op Kerstmis ‘85. Het sneeuwde die dag, voor het eerst in jaren. Iedereen in de familie opgelaten, naar het schijnt.’

‘Ik ben getogen in Assebroek, de Nachtegaalstraat. De rest van de familie woont in Oedelem en Beernem en omstreken. Mijn vader, een douanier in Zeebrugge, is een boerenzoon – zijn ouders bezaten een kleine hoeve nabij de herberg Het Vliegend Paard, aan de rand van de Meersen. Moeder is de dochter van een militair. Ik liep school op Sint-Andreas Lyceum in Sint-Kruis (SASK), zowel het kleuterklasje, als het lager, als het middelbaar.’

EXit: Wanneer ontdekte deze jonge mens de wereld van de poëzie?

Goethals: ‘Het rijmen en het schrijven begon in het vijfde middelbaar, onder impuls van de leerkracht Nederlands. In dit geval: Marleen Coudenys. Mijn eerste kortverhaal ging over een gevangen genomen soldaat, een Amerikaanse vliegenier gedropt in vijandelijk gebied in de Tweede Wereldoorlog. Het leek nergens op – veel te bombastisch en te barok, en vol grammaticale fouten – maar Coudenys stimuleerde me wel om verder te schrijven.’

EXit: Er was toen sprake van een dichtersgroep?

Goethals: ‘In het vijfde jaar ontstond op school ook Poésie Pure’, een groepje leerlingen dat over de middag geheimzinnig deed over poëzie. We kwamen dan met een vijftal vrienden eenmaal per week samen in de kapel, en droegen toen gedichten voor aan elkaar. Als we elkaar later op de dag of tijdens de week tegenkwamen, wisselden we een geheime blik en een geheim handgebaar uit. Poëzie had toen iets mythisch, verbindend.’

EXit: U werkt als Wetstraat-journalist bij De Standaard, maar u hebt filosofie gestudeerd in Leuven.

Goethals: ‘Ik koos voor de opleiding filosofie aan de KU Leuven, en interesseerde me in de diepe, zware continentale metafysica, genre Heidegger, Levinas, Bataille en Cioran. Veel interessantere figuren trouwens dan de droge, wetenschappelijke wijsgeren uit de Angelsaksische traditie, die het leven, naar mijn aanvoelen, veel te rigoureus aanvatten.’

‘In Leuven werd ik na een tijdje ook hoofdredacteur van het studentenblad Veto. Ik schreef toen meerdere kritische artikels over het beleid aan de universiteit. Het laatste jaar van mijn studentenleven verhuisde ik naar Amsterdam, om geschiedenis te studeren. Een vreemde periode. Toen schakelde het schrijven een versnelling hoger: ik focuste me op poëzie en kortverhalen. In de dichtbundel staat ook een gedicht dat verwijst naar die periode en de sociale woonwijk waar ik leefde. In dat jaar stierf ook een vriendin in een auto-ongeval in het buitenland. Het gedicht Het Egyptische graf gaat over dat meisje. Ook de oranje flap met de ibis werd op die cyclus geïnspireerd.’

EXit: Na Amsterdam werd het Brussel.

Goethals: ‘Een bewuste keuze. En een half jaar later – januari 2010 – begon ik als politiek redacteur bij De Standaard. De krant zocht op dat moment jonge pennen. Ik volg hoofdzakelijk het Vlaamse en het Brussels parlement.’

EXit: Tegelijkertijd groeide het idee om uw poëzie te bundelen.

Goethals: ‘Klopt. Ik trad hier en daar op, en werd hier en daar ook gepubliceerd (in ‘Met Andere Zinnen’, in ‘Het Liegend Konijn’ van Jozef Deleu). Maar het duurde nog vier jaar alvorens ik slaagde in de opzet en een uitgeverij vond.’

‘Waarom ik schrijf? Het klinkt misschien pompeus, maar eigenlijk wil ik gewoon een beetje schoonheid in de wereld brengen. De onderwerpen die ik kies, zijn allesbehalve origineel: de liefde, de dood, de vader en de moeder, geboorte en leven, schoonheid en verval. Allemaal duizend keer al beschreven. Maar ik wil wel het verschil maken in stijl. Of dat lukt? Geen idee. Maar er komen wel een paar constanten naar voren, volgens mijn uitgever: oog voor detail en voor ritme bijvoorbeeld. De symboliek en de taal vervreemdt de lezer ook niet, stoot niet af, maar grijpt terug naar intuïtief heldere beelden. Ik liet me vooral inspireren door Paul Snoek. ‘

EXit: Waarnaar verwijst de titel ‘Hees’?

Goethals: ‘De titel Hees’ refereert naar het onzegbare, wat eigenlijk in geen woorden valt neer te schrijven – en toch onderneem ik een poging, tot ik, vermoeid van de onderneming, amper nog kan spreken. Wat probeer ik telkens te concretiseren? Datgene wat betekenis geeft aan het leven – een soort kern waarrond de mens zweeft – maar dat niet te vatten valt. Zoals de lichamelijke schoonheid, de erotiek, een ouderband, een nationaal Belgisch gevoel: het kleurt telkens de persoonlijkheid van iemand, maar de mens kan de precieze betekenis ervan niet doorgronden. Dat frustreert, dat inspireert. ‘

 

 

Comments are closed.

%d bloggers liken dit: