Patrick Spriet
Bruggeling Patrick Spriet is een man van extremen. In 1988 publiceerde hij ‘Coltrane, Trappist & Dikke Maurice’, een warm portret van de legendarische en enige Brugse Free Jazz Club, ‘De Spiegel’, die werd gerund door Maurice Vande Vannet. In 2004 publiceerde hij ‘Een tragische minnares’, een portret van de Brusselse (in Brugge wonende) kunstschilderes Rachel Baes, amie de coeur van de vooroorlogse Verdinaso-leider Joris Van Severen, die in Brugge woonde en werkte. Vandaag ligt Spriets derde ‘roman’ in de boekhandel, een geromantiseerd portret van de Italiaanse tenor Caruso (1873-1921) die een paar zomers in Oostende en Blankenberge optrad.
Patrick Spriet ontdekte Caruso bij toeval tijdens een vakantie in het Italiaanse Sorrento. Slenterend over het Piazzo Tasso ontdekte hij aan de muur van een hotel een plaquette die bekend maakte dat de operatenor Caruso in 1921 ‘hier zijn laatste dagen’ doorbracht. Jazzfan Spriet draaide een muzikale knop om en besloot ‘alles’ over Caruso op te zoeken. Gevolg: ‘Er ging een totaal nieuwe wereld voor mij open, een wereld van emotie en schoonheid die ik in de jazz niet terugvond’. En Spriet gaat intens opera luisteren: eerst in De Munt, later in London, Parijs, Wenen, Berlijn en zelfs in de Scala in Milaan. Hoe wondermooi ook, niets kwam bij hem in de buurt van de magie van de mythische Caruso waarvan de 78-toerenplaten met hun nostalgische ruis een romantisch en mythisch verhaal vertellen, vond Spriet.
Een jaar later keert Spriet terug naar Sorrento: ‘Deze keer bekeek ik de stad helemaal anders. Het was een ijkpunt in Caruso’s leven, zo ook in het mijne. Ik boekte zelfs dezelfde suite die Caruso in 1921 had betrokken. Daar, terwijl Caruso’s Napolitaanse liedjes weerklonken, wist ik wat ik wou: schrijven over Caruso. Deze man was de eerste, echte popmuzikant van de 20ste eeuw wiens aria’s de hits van toen waren. De opmars van de grammofoonplaat, waarvan hij er 5 miljoen verkocht, heeft zijn populariteit wereldwijd verspreid.’
Nadien? Een klassieke biografie was te hoog gegrepen: de archieven liggen verspreid over Italië en Amerika en veel materiaal zit nog in privé-bezit. Wat dan wel?
Spriet: ‘De andere optie was een ‘biografische roman’, waarin verbeelding en historische werkelijkheid samenkomen in een intrige.’
Het resultaat is een boeiende mix. We maken Caruso mee tijdens de zomers van 1910 en 1911, vooral gevuld met optredens in het Kursaal van Oostende, stad die volgens de auteur toen ‘het Rome van de Belle Epoque’ was. Tegen een achtergrond van elitair kusttoerisme, politiek gekonkelfoes en rijke, cultureel bevlogen hoteleigenaars verweeft Spriet verhaaltjes met aantrekkelijke dames, de kunstschilders Leon Spilliaert en (Bruggeling) Jef Vande Fackere, de bariton Pasquale Amato en Caruso zelf, de ‘dandy met de uitstraling van snoepgoed’. Het slothoofdstuk loopt letterlijk dood in Sorrento, waar Caruso, ‘de grootste zanger van de 20ste eeuw’, zijn levenseinde slijt en waar Spriets ‘queeste’ begon. Aanbevolen voor de muziekliefhebber die Caruso op Youtube naar hartenlust kan beluisteren. (LF)
Info: Caruso, Patrick Spriet, uitg. Flanor, 15 euro. Verkrijgbaar in de Brugse boekhandel De Reyghere (waar het boek donderdagavond (21.03) wordt voorgesteld om 19.30