Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

Maandelijks archief: juli 2015

Kopje Zwam in de kinderschoenen

Kopjezwam

Foto Aäron Maes

 

Aan de site van de oude gistfabriek kreeg het Kopje Zwam collectief – in het kader van de Triënnale – de kans om van wal te steken. Kopje Zwam is ontstaan uit het idee van permafungi, een nieuwe methode om zwammen en meststof te produceren dat al in Brussel en Gent toegepast wordt. Het collectief baseert zich hierop, maar wil er nog een stapje verder in gaan door te streven naar een volledig energie-neutraal product aanbieden. Een gesprek met dit collectief.

EXit: Waarom zwammen?

Kopje Zwam: ‘Op dit moment hebben we al courgettes en pompoenen staan, maar ons hoofdproduct zal wel uiteindelijk de oesterzwam zijn omdat dit een zeer dankbaar product is. Het is geen arbeidsintensieve teelt en er is ook weinig materiaal voor nodig. Daarom is het ideaal om zo energie-neutraal mogelijk te werken.’

EXit: Hoe komen jullie aan de vorm van de ‘tuin’?

Kopje Zwam: ‘Eigenlijk waren we eerst van plan om architecturaal een mooie tuin aan te leggen, waar mensen ook kunnen komen tuinieren, maar de grond hier is niet rijk genoeg om groenten in te kweken. Het tweede idee was om zo’n bakken te gebruiken zoals er hier al staan, maar daar voelde ik mij niet goed bij. Li van Li O Lait kwam uiteindelijk op het idee om gebruikte jutten koffiezakken te gebruiken. Dat vonden we natuurlijk een prachtig idee. Dan heb ik gebeld naar Efico, een importeur van koffiebonen, omdat ze daar ecologie hoog in de vaandel dragen. Door de gevulde jutten zakken kwamen we toevallig op deze vorm die wel wat doet denken aan een bunker.’

EXit: Hoe zien jullie het project evolueren?

Kopje Zwam: ‘Het idee om dit collectief op te richten was er al langer en dankzij de Triënnale kunnen we er nu gestalte aan geven. Martijn De Coster, de architect die meewerkt aan ons project, vond dit de ideale gelegenheid om eraan te beginnen. De bedoeling is om een soort boerderij op te richten in de binnenstad waar we oesterzwammen kweken op koffiegruis. Het koffiegruis dat we gebruiken komt ook van lokale zaken. We werken nu al samen met Li O Lait, Marie’s House en Urb Egg die ons van koffiegruis voorzien. Ook de verkoop van die zwammen willen we in de binnenstad houden. De koffiegruis die overblijft, gaan we verwerken in pellets omdat het in feite een ideale bodemverbeteraar is. Daaraan gekoppeld komt er ook een sociaal project waarbij langdurig werklozen en ex-gedetineerden werk aangeboden krijgen in het kader van re-integratie in de maatschappij. Eigenlijk willen we min of meer een socialprofit-organisatie oprichten. Het enige dat nog voor wat moeilijkheden zorgt, is het vinden van een locatie voor ons project. Aangezien er in Brugge binnenstad zo veel leegstand is, zouden we daar graag gebruik van maken. Aanvankelijk leek ons dit niet zo moeilijk, maar administratief gezien is er nog wat werk aan de winkel. Momenteel mogen we gebruik maken van de site aan de oude Gistfabriek maar dat is slechts tijdelijk. Ik heb er wel vertrouwen in dat we iets zullen vinden. We zien het Kopje Zwam groots, maar zo’n project groeit natuurlijk niet overnacht. Er is nog veel werk aan en we hebben er allen zin in.’ (LOUISE VAN ELST)

Info: op vrijdag 28 augustus zal er op de site een jamsessie georganiseerd worden.

Schuitens fantasie, Brugge 100 jaar verder

poster luc schuiten

Luc Schuiten, erkend ‘visionair architect’, of utopisch denker als u dat liever leest, heeft exclusief voor Triënnale Brugge een poster ontworpen over hoe Brugge er uit zal zien in honderd jaar. Een hebbeding zowel als een interessante visie.Een gesprek.

U heeft enkele werken in de tentoonstelling Imaginaire Steden, een van de drie indoor venues van de Triënnale Brugge 2015. Hoe kwam u met het project in contact?

Luc Schuiten: ‘Curator Michel Dewilde nam contact met me op, met de vraag om een affiche ontwerpen. Hij had de afbeelding van het model Shanghai in vier tijdperken gezien (werk dat tijdens de triënnale in het stadhuis te bewonderen is). Hij vond dat mijn werk rond steden van morgen perfect aansloot bij een van de thema’s in de triënnale. Hij vroeg me na te denken over stedelijke leefbaarheid en Brugge te schetsen zoals ik de stad zie binnen honderd jaar. Wat zou er gebeuren als Brugge plotseling zou transformeren in een megalopolis? Dit probleem is lastig omdat de stad vooral als een levend museum wordt beschouwd. Zonder ongelukkige en destructieve confrontaties aan te gaan met de unieke mix van eeuwenlange getuigenissen uit het verleden een projectie van de toekomst maken, was een uitdaging.’

Wat zijn de belangrijkste ideeën die u wil meegeven met uw ontwerp voor Brugge-in-honderd-jaar?

Schuiten: ‘k heb geprobeerd om de tegenstelling te beantwoorden door een ontwikkeling van de stad in de diepte. Een kraterstad graaft zich uit rond gebouwen met een hoge historische waarde en ontwikkelt meanders langs de straten. Verlichting van dat toekomstige Brugge komt gedeeltelijk uit de glazen vloer die straten en pleinen bedekt. Bioluminescentie van de draagstructuur vervolledigt ruimschoots de verlichting van boven af. Door de specifieke vorm van de glasplaten, ze zijn gestileerd als traditionele kasseien, blijft het eeuwenoude aspect van de straten behouden. Als de bezoeker zijn blik verticaal naar beneden richt, ziet hij onder zijn voeten een nieuwe wereld opdagen, met vormen die naar de natuur geïnspireerd zijn, waar zich ook allerlei organismen ontwikkelen. ‘

Zit Brugge vast in een onherroepelijk verleden van monumenten en erfgoed?

Schuiten: ‘Als je goed kijkt naar de luchtfoto van Brugge, zie je dat de stad al meerdere evoluties heeft doorgemaakt en dat zelfs futuristische architecturen aan de slag zijn gegaan, zonder te breken met de algehele sfeer van Brugge. Nieuwe hangend tuinen verschijnen op de platte daken van moderne gebouwen. Deze oases van rust en groen zijn enkel te zien vanaf de lucht, omringd door een zee van hellende daken met rode pannen of traditionele leisteen. Hier en daar verschijnen nieuw gevels die het tijdperk verraden tot waar de stad zich heeft ontwikkeld.’

Uw architectuurontwerpen zijn niet meteen alledaags. Wat wil u dankzij uw imaginaire projecten bereiken?

Schuiten: ‘Ik zeker tot op zekere hoogte een dromer, idealist, planner, etc … maar, ik probeer vooral verder te gaan dan de droom. Het is een oefening ver boven enige werkelijkheid. Mijn werk is meer gericht op “andere mogelijke”, dat van verzoening tussen de mens, het leven en het milieu.’

EVA TAHON

 

MAfestival 2015 – Een combinatie van toppers en aanstormend talent

Photo Jean Rondeau

Jean Rondeau, zat. 1.8 om 22.30 (za. 1.8 om 22.30)

Vanaf 31 juli kan je met het MAfestival weer genieten van tien dagen muziek uit maar liefst zes eeuwen, met focus op renaissance en barok uiteraard. Het recept is gekend: een combinatie van toppers uit het vakgebied en aanstormend talent in de fringe-concerten. Tussendoor kan je de klavecimbelexpo in de stadshallen bezoeken en getalenteerde solisten horen wedijveren voor de eindoverwinning op het concours. Afsluiten doet het festival met Vélo Baroque, de muzikale fietstocht door het Brugse Ommeland.

Omnia Vanitas

Een schedel, een kaars, bloemen, fruit, juwelen, een boek… Het kleurrijke campagnebeeld laat geen twijfel bestaan over het thema van deze editie van het MAfestival: het zijn alle typische symbolen van de vanitas, vergankelijkheid maar ook ijdelheid. Artistiek directeur Tomas Bisschop verantwoordt de keuze voor dit onderwerp: ‘We proberen altijd een thema te zoeken dat verband houdt met vandaag. ‘Metamorfosen’ vorig jaar was bijvoorbeeld makkelijk te verbinden met de klimaatopwarming. ‘Vanitas’ is misschien wel nog actueler. We zijn nog nooit zo bezig geweest met uiterlijk vertoon, ijdelheid. Denk maar aan sociale media waar je alleen maar de beste kanten van jezelf en je leven laat zien. En daaraan gepaard is er ook die fascinatie, misschien wel afkeer of angst voor die andere betekenis van vanitas: de vergankelijkheid. Een botox-kuur is nooit veraf…’

Het MAfestival exploreert muzikale uitingen van vanitas. Ver moet je daarvoor niet zoeken. Waarvoor dienen virtuositeit en technische hoogstandjes anders dan om de ijdelheid van de muzikant te strelen? Zeker de barok, met zijn weelderige versieringen en ruimte voor improvisatie, is een pronkzuchtige stijlperiode. Niet voor niets zijn ook muziekinstrumenten een vanitassymbool. Het openingsconcert van het Schotse Dunedin Consort zet meteen de toon. Het ensemble brengt Il Trionfo del Tempo e del Disinganno, de triomf van de tijd en het inzicht. In dit allegorisch oratorium van Händel wordt Bellezza (Schoonheid) verleid door Piacere (Plezier), maar zetten Tempo (Tijd) en Disinganno (Inzicht) haar weer met de voetjes op de grond. Verder zijn er een zestal concerten gewijd aan de danse macabre. Een dodenmis brengt de sterfelijkheid eveneens in herinnering. Dit genre komt aan bod in de programma’s van Stile Antico en Cappella Amsterdam. ‘De affiche van dit jaar is meer dan ooit doordrongen van het thema. We geven artiesten altijd de opdracht om werk te zoeken of een programma in elkaar te steken dat aansluit bij het centrale onderwerp, en dat is dit jaar bijzonder goed gelukt’, aldus Bisschop.

Concours speerpunt van festival

In het jaar waarin de vanitas centraal staat, is het best wel passend – of niet zonder ironie, zo je wil – dat de internationale wedstrijd van het MAfestival een nog belangrijkere rol krijgt toebedeeld. Dat deze editie voor klavecimbel is, toch wel het uithangbord van het concours, heeft daar veel mee te maken. Maar de ruime aandacht voor de competitie is ook het gevolg van een bewuste strategie. Het MAfestival dankt haar prestige en internationale bekendheid in grote mate aan zijn concours. Bisschop beseft de waarde van de wedstrijd, en wil er in de toekomst nog meer op inzetten. ‘De organisatie van het concours is een erg dure zaak. Dit jaar nemen er meer dan 70 kandidaten aan deel uit alle windstreken, en het prijskaartje van de logistiek is niet min. Toch wil ik in de toekomst nog meer investeren in de wedstrijd, want­ hierop kunnen we ons echt profileren. Er zijn weinig concoursen voor solisten die zo specifiek zijn. Voor ensembles bestaan er wel meerdere oude muziek-wedstrijden, maar individuele specialisten van de renaissance en barok kunnen zich op niet veel plaatsen meten met de concurrentie.’

Zo’n concours is er uiteraard niet alleen voor het festival, maar komt in de eerste plaats de deelnemende muzikanten ten goede. Bisschop: ‘Met de wedstrijd kan je jonge artiesten concreet iets aanbieden. Het heeft geen zin om te verkondigen dat je als festival jonge muzikanten steunt, en dan niets onderneemt. Het concours biedt een antwoord. Het is een springplank naar een professionele, vaak internationale carrière. Een visitekaartje dus.’ Hoe ziet die investering in de toekomst er dan uit? Bisschop: ‘Ik denk dat er nog mogelijkheden in wat ik de ‘nazorg’ noem. Het is niet omdat de muzikanten weg zijn uit Brugge, dat we ze niet meer verder kunnen blijven ondersteunen. Ik zie een rol weggelegd voor een festival als het onze als intermediair. We kunnen artiesten opnieuw uitnodigen, in contact brengen met andere muzikanten, masterclasses uitwerken enzovoort.’  (ALEXANDDR JOCQUE)

 

De nieuwe EXit wacht op u

342536_cover_248

De EXit-site gaat er eventjes uit. Terug op 24.07

Creatieve collaboratie in het Symposion

EDM_6646

Foto EDM

In de woordenwinkel Symposion (Oostmeers 41), is er nog tot 25 juli de tentoonstelling ‘Letterlijk dichter’ te bezichtigen. Er worden teksten van zes dichters onder handen genomen door enkele cursisten van Witruimte, een groep die kalligrafielessen organiseert. In de winkel zelf is men ook volop aan het herinrichten.

Wat is de bedoeling van de herinrichting?

De woordenwinkel bestaat 20 jaar. We zijn vertrokken met kalligrafie als middel om met woorden en tegelijkertijd ook met mensen en inhoud bezig te zijn. Dat is eigenlijk de essentie van wat we doen: we maken dingen voor mensen op momenten die ertoe doen. We proberen steeds inspirerend en origineel te zijn. Om die reden is het steeds de bedoeling dat er een zekere gelaagdheid zit in onze producten. Dit proberen we ook weer te geven in de uitstraling van onze winkel. Een jonge studente binnenhuisarchitectuur Serena Dobbelaere kwam op het idee te werken rond het concept ‘de marktplaats’. Alles is er chaotisch maar toch zit er een zekere structuur en logica in. Er werd dus gezocht naar een manier om structuur te scheppen in de chaos.’ Er kwam een nieuw dynamisch wandmeubel en een bank met een boom zoals je ze op zuiderse marktplaatsen ook vindt.

De grootste veranderingen aan de winkel bevinden zich in de kapel. Die heeft een dubbele functie. Het is een stille ruimte, een plaats om even tot rust te komen en tegelijkertijd ook een plaats waar men van de ‘fijne leeswaren’ kan proeven. Dit idee is, net zoals de andere vernieuwingen, ontstaan vanuit het concept ‘de marktplaats’. Mensen kunnen er teksten en boeken vinden die bedoeld zijn om te inspireren. Elk trimester wil het Symposion er een eigenzinnig aanbod binnen brengen. Om dat te verwezenlijken doet de winkel beroep op de technische en grafische inzichten van Yves Obyn, die voornamelijk aan de hand van houtbewerking gestalte geeft aan het creatief proces van de architecte, het volledige team van Symposion en van zichzelf. Hij is dus niet enkel uitvoerder maar denkt vooral ook mee als kunstenaar en ontwerper. Obyn: ‘Ik vind het interessant om na te denken over hoe objecten in een ruimte geplaatst worden en de manier waarop mensen in interactie gaan met die objecten. Een tafel is nooit zomaar een tafel. Ik probeer steeds iets te maken dat leeft in de ruimte.’

Uw werk moet niet altijd een functie hebben?

‘Nee, zelf noem ik mijn werk soms disfunctioneel. In de designwereld zegt men vaak ‘De vorm volgt de functie’, maar ik werk meestal andersom. Ik ben dan ook geen designer pur sang. Ik begin vanuit een beeld of verhaal dat ik wil vertellen, voornamelijk geïnspireerd door populaire cultuur. Een functie volgt vaak pas later. Een voorbeeld hiervan is de Diamond Sidetable, een bijzettafel waar je maar één enkel glas op kwijt kan. Het is een sokkel voor dat éne goede glas om met volle teugen van te genieten. Met dit project moet ik een andere werkwijze hanteren. Mijn werk moet juist wél functioneel zijn maar ik probeer nog steeds die scenografische stijl erin te behouden.’ (Louise Van Elst)

Werk van Obyn was eerder al te zien in het Gentse SMAK, tijdens Kamarama in Brugge en op verscheidene interieur en kunstbeurzen.

dEUS sluit Cactusfestival af

gOD in het Minnewaterpark

Cactusfestival_Brugge_dEUS

Foto Marnix Verplancke

Het wordt een blij weerzien als dEUS, de strafste Belgische rockband van de afgelopen twintig jaar, op zondag 12 juli nog eens het podium van het Cactusfestival mag betreden. Twee jaar geleden bliezen Tom Barman en zijn mannen het publiek al omver met een krachtig optreden en het zal deze keer niet anders zijn. Oja, check in deze EXit de volledige affiche van het festival, want die is alweer zeer sterk dit jaar.

 

Het is een drukke zomer voor Tom Barman: hij richt niet alleen zijn pijlen op dEUS, hij trekt ook de hort op met Magnus (met CJ Bolland) en met zijn jazzgroep TaxiWars. Onlangs zagen we hem daarmee geweldig op dreef in De Werf en hij was zo vriendelijk om er achteraf nog over te praten met ons. Half gOD, half mens, in onze ogen.

EXit: Je amuseert je geweldig bij TaxiWars, stel ik vast. Het is ook muziek die je gegoten zit, Tom. Het gaat vooruit, het is bij momenten hyperkinetisch, maar toch is er genoeg ruimte voor wat stilte in de songs.

Tom Barman: ‘Dat heb je heel goed gezien. Robin (Verheyen, saxofonist en componist. ADC) heeft dat perfect gesnapt. Hij kende dEUS niet zo goed, maar heeft gewoon dingen geprobeerd en songs gecomponeerd zoals hij dacht dat ze moesten gecomponeerd worden. Ook bassist Nicolas Thys en drummer Antoine Pierre hebben die bagage van dEUS niet nodig. Na een paar repetities zijn we vertrokken. Zij komen met composities af waar ik mijn teksten op kwijt kan. Dat bezorgt mij veel minder druk en beslommeringen dan bij dEUS. Dit is niet alleen tijdsbesparend, dit werkt voor mij ook heel bevrijdend.’

EXit: Met TaxiWars betrekken jullie de kleinere podia. Dat is wellicht anders voor iemand die gewoon is om over een pak meer vierkante meters te beschikken?

Barman: ‘Helemaal niet erg! Enkele maanden geleden speelden we in Nederland – zonder pers en plaat – voor zestig à zeventig man. Ik vind dat superleuk, dat bezorgt me een compleet andere energie. Ik amuseer me rot met die gasten. Toen we vroeger met dEUS in San Francisco optraden, was dat ook in clubs die de grootte hadden van pakweg De Werf. Ik vind dat fijn. Ik citeer graag de woorden van de manager van Oasis: ‘Het kan mijn groep niet schelen als ze optreden in een arena of in een telefooncel, as long there is a cue outside…’’

EXit: Die ‘cue’ staat nu al te wachten in het Minnewaterpark, na jullie meer dan geslaagde passage in 2013.

Barman: ‘Ik kijk er echt al naar uit. Het wordt zeker een blij weerzien. Twee jaar was het alvast een prachtige avond. Het was de eerste keer dat we op een festival van die ‘ordegrootte’ speelden. Hoeveel volk stond er? Zevenduizend man? Dat was zeer fijn. Het Cactusfestival is perfect georganiseerd en dat zorgt voor een zalig gevoel voor ons. Ik ben dik tevreden dat we er straks nog eens staan.’

EXit: Ik herinner me nog goed enkele andere optredens in Brugge…

Barman: ‘Ja, in the early years hebben we nog in de Cactusclub in de Langestraat gespeeld, in 1999 stonden we op Beachrock in Zeebrugge voor waanzinnig veel volk op een te klein stukje strand, met pianist Guy Van Nueten trad ik op in het Concertgebouw… Gôh, man, ik denk eigenlijk niet zo ver terug. Twee jaar geleden is al lang voor mij…’

EXit: De Brugge-link is ongetwijfeld acteur en danser Sam Louwyck die Windman vertolkte in je debuutfilm Anyway The Wind Blows.

Barman: ‘Klopt, ik heb ook nog een Brugs lief gehad, maar dat laat ik hier even buiten beschouwing (lacht). Aan Sam heb ik goede herinneringen. Hij speelde ook mee in de clips ‘(Theme from) Turnpike’ en ‘Instant Street’ en heeft op verschillende optredens meegedanst. Met Oostende heb ik ook een band, want mijn tante en mijn neef wonen daar.’

EXit Wanneer mogen we eindelijk film nummer twee verwachten van Tom Barman?

Barman: ‘Ik ben aan het schrijven. Ik zit nu in een ‘ontwikkelingsfase’ en daarom zal ik er nog niet meer over vertellen. Het is de bedoeling om eind volgend jaar te draaien. Daar droom ik toch van.’

‘Ik weet nog dat mijn film werd voorgesteld in de Lumière: de mensen klaagden toen dat de film niet ondertiteld was in het Nederlands. Blijkbaar was het Antwerps niet altijd verstaanbaar voor sommigen. Maar bon, er zaten zowel West-Vlamingen, Limburgers als Oost-Vlamingen in. Kortom, het was een multiculturele film!’

EXit: Aan wat mogen we ons op zondag 12 juli verwachten in het Minnewaterpark?

Barman: ‘Voor ons concert kunnen we putten uit onze acht platen, goed voor bijna honderd nummers. We hebben een roterende setkeuze, iedereen heeft zo zijn favoriet nummer. Met sommige nummers heb ik nog weinig voeling, maar ik denk niet in termen van: dat nooit meer. Ik heb wel fases dat ik nummers beu ben. Soms ontdekken we dan weer oude nummers waarin we nieuwe accenten leggen. Dan genieten we omdat het publiek geniet. We trakteren onze fans nu op ons twintigjarig bestaan. Op het einde van het jaar doen we tabula rasa. Wellicht begin volgend jaar gaan we de studio in om alles opnieuw te bekijken. Maar eerst gaan we op het einde van het jaar nog een tour doen met de rustige nummers van dEUS. Geen akoestische tour, maar semi-elektrisch, iets voor de stadsschouwburgen en de concertgebouwen. We noemen het dEUShhh… Hopelijk zit Brugge er ook tussen!’ ANTOINE DE CLERCK

Info: http://www.cactusfestival.be

‘Stathis Skandalidis Plays Gilbert Isbin’: verfrissend geluid in de wereld van de luit!

isbin1

Onlangs verscheen de cd ‘Stathis Skandalidis Plays Gilbert Isbin’ (Tern 007), meteen een mooi excuus voor een huisbezoek aan de Brugse muzikant en (vooral steeds meer) componist. Het vraaggesprek begint evenwel met een hommage aan de in maart overleden John Renbourn, een gitaargigant die echt wel zijn stempel heeft gedrukt op de muzikale interesse en ontwikkeling van Isbin.

Gilbert Isbin: ‘Dat is zeker zo. Ik heb Renbourn ontdekt via zijn versies van Middeleeuwse muziek die hij op steelstringgitaar speelde. Wat hij deed, was harmonisch en gitaartechnisch heel interessant en knap. Door die stukken te leren naspelen, kreeg ik steeds meer belangstelling voor oude muziek. Maar Renbourn stond voor alles open: zie wat hij met Pentangle – waarin o.a. Danny Thompson, die ooit debuteerde in een van John Mclaughlin’s formaties – heeft gedaan: Pentangle bracht zowel folk, wereldmuziek als jazz en was heel vernieuwend voor die tijd. Ook die kennismaking verbreedde weer mijn horizon. Ik heb hem een paar keer live aan het werk gezien en hem ook mijn eerste LP gegeven. Als mens bleek hij zeer vriendelijk en toegankelijk, die man had totaal geen kapsones. Samen met Bert Jansch en Davey Graham behoort hij echt wel tot de hele groten in de folkwereld. In mijn muzikale ontwikkeling is hij in het begin een zeer belangrijke figuur geweest.’

EXit: Hoe voelt het om die nieuwe cd in handen te houden: tevreden met het resultaat?

Isbin: ‘Absoluut, zeer tevreden. Stathis speelt supergoed, was enorm gedreven en de samenwerking is uitstekend verlopen. Hij heeft een week bij ons verbleven. Hij oefende tot mijn verbazing dagelijks 6 uur. En ik die dacht dat ik veel oefende! De eigenlijke opnames hebben 3 dagen geduurd. In totaal hebben we 70 minuten opgenomen waarvan er ca. 63 minuten op de cd zijn beland. Er werd opgenomen van ’ s morgens 10 tot ‘s middags 16.00 uur, maar ook daarna oefende Stathis nog vaak tot ’s nachts. Het illustreert hoe gepassioneerd die man met muziek bezig is. De opnames vonden plaats in de Auurk Studio van Bert Lietaert, zelf een knappe klassieke gitarist die ik al van vroeger kende, want hij heeft met zijn Auurk Editions nog werk van mij uitgegeven.’

Exit: Hoe is die samenwerking tussen de Bruggeling Gilbert Isbin en de Griek Stathis Skandalidis eigenlijk tot stand gekomen?

Isbin: ‘Stathis heeft op een bepaald moment via internet mijn composities ontdekt en mij enige tijd daarna gecontacteerd via Facebook. Hij liet me weten dat hij in 2013 een stuk van mij zou spelen op het Internationale Luitfestival in Utrecht, waar een volledige dag was gewijd aan hedendaagse luitmuziek. Benieuwd als ik was, ben ik gaan luisteren en stelde ik vast dat Stathis die compositie zéér goed en boeiend uitvoerde. Na afloop zijn we beginnen praten. Het bleek tussen ons al snel zeer goed te klikken en hij heeft mij om nog meer stukken gevraagd. Zo is bij mij het idee ontstaan een cd op te nemen met luitmuziek van mij, maar gespeeld door iemand die puur met de uitvoeringspraktijk bezig is. Dat was voor mij zeer aantrekkelijk in dit project: hij moest zich enkel concentreren op de uitvoering, ik enkel bezig zijn met componeren. Stathis is in zijn spel zeer virtuoos maar ook heel lyrisch: je kan het vergelijken met hoe Paco de Lucia speelde. Bovendien verschilt hij hierin van andere luitspelers dat hij openstaat voor nieuwe luitmuziek. En als mens is hij een rustige, aangename man, vol humor ook, maar zeer gepassioneerd. Voor mij is het steeds zo geweest dat ik de beste resultaten behaal met medemuzikanten bij wie ik het op persoonlijk vlak ook goed kan vinden. Voor mij hoeft al dat ego-gedoe niet. We zijn trouwens al bezig met een tweede gezamenlijk project: in 2017 komt er een cd met luitsongs voor contratenor en luit. Daarvoor ben ik nu al werken aan het componeren. Behalve Stathis zal ook Mathias Pavlous van de partij zijn.’

Exit: Heb je voor hem speciaal nieuwe composities geschreven, of brengt hij ook oudere, al bestaande stukken?

Isbin: ‘Stathis speelt op zo’n hoog niveau dat ik een aantal bestaande stukken heb herwerkt: het moest voor hem toch ook een technische uitdaging blijven. Daarnaast heb ik ook nieuwe werken gecomponeerd en 3 oude volksliederen gearrangeerd. Al bij al heb ik meer dan een jaar intensief gecomponeerd om dit album mogelijk te maken. Tijdens het opnemen zelf speelde Stathis meestal 3 versies: de eerste steeds tamelijk traag, de tweede op het aangegeven tempo, waarna nog een derde take volgde en dat was meestal de beste. Er werd dus bijzonder snel opgenomen. Vooraf zijn er 2 optredens geweest, o.a. een heel mooi concert in het Conservatorium (Podium Voor de Passie) van Brugge. Dit project is uniek in die zin dat het voor zover ik kan nagaan de eerste keer is dat er een CD verschijnt met nieuw luitwerk van één hedendaagse componist. De luitwereld is een zeer terughoudend milieu. Een kritiek die geregeld opduikt is ‘waarom nieuwe luitcomposities, er zijn nog zoveel werken die niet werden gespeeld of opgenomen’. Maar waarom brengt men dan steeds hetzelfde repertoire ? Men denkt dat nieuwe luitmuziek inhoudt dat het moeilijk te verteren zal zijn. Op mijn cd staan luitwerken die net heel toegankelijk en sterk melodisch zijn. Er is daar niets mis mee. Hedendaagse muziek hoeft niet per se ontoegankelijk te zijn. Deze CD is tevens een manier om die argwaan te counteren. Ik heb het geluk dat de UK Lute Society meteen interesse had om mijn composities uit te geven, waardoor die flink aan gewicht hebben gewonnen. Ook de Amerikaanse Lute Society zal trouwens binnenkort een artikel met een aantal partituren van mij publiceren in hun Lute Quarterly. Er begint dus wat te veranderen in de luitwereld.

Exit: Liet je Stathis tijdens de opnames letterlijk vrij spel, of trad je op als adviseur, misschien zelfs als “regisseur”?

Isbin: ‘Zoals al aangegeven hebben we telkens 3 takes gemaakt. Ik heb een heel klein beetje geregisseerd – bv. waar het naar mijn gevoel meer pianissimo of meer forte, wat sneller of net wat rustiger, mocht – omdat dit op luitpartituren, geschreven in tabulatuur, niet wordt aangegeven. Iedere uitvoerder interpreteert dus zoals hij dat zelf wil. Maar eigenlijk was ik altijd tevreden met de versie die voor de cd werd gekozen. Stathis speelt ontzettend clean en zuiver, wat zeker niet makkelijk is want bij een luit zijn er veel bijgeluiden. Maar hij is technisch zó knap en kent het luitrepertoire en de technieken zo goed dat hij daardoor méér kan geven, boeiend kan interpreteren.

Exit: Je hebt de cd op jouw eigen label uitgebracht: platenmaatschappijen staan niet te trappelen om muziek in dit genre uit te brengen?

Isbin: ‘Ik heb niet eens overwogen hen te benaderen! De realiteit in deze tijden is immers dat als je al een platenmaatschappij vindt die je werk wil uitbrengen, je de opnames zelf moet bekostigen en je exemplaren zelf moet afkopen. De CD is dus uitgebracht op mijn eigen label, Tern, waarop ik eerder al een aantal cd’s heb gereleased, bv. van en met Rudy de Sutter, Geert Verbeke, Iep Fournier. De cd onder de aandacht brengen, verspreiden en/of verkopen, zal via verschillende kanalen gebeuren: Stathis zelf, die les geeft aan het conservatorium in Rhodos, zijn optredens, zijn en mijn relaties in de luitmiddens, het downloadbaar maken op het internet (Amazon, I-Tunes, Magnatunes,..), en de verkoop via het normale circuit van distributeurs. Hierbij komt ook nog het publiciteit maken via radiostations en tijdschriften in Europa en de VS; teasers op YouTube… Er kruipt dus heel wat werk in, maar ook dat vind ik dan weer zeer boeiend en ik ben goed georganiseerd. Het grote voordeel van deze cd is dat ze totaal uniek is in de luitwereld. Het maakt het gemakkelijker om interesse te wekken. De partituren zijn in boekvorm (‘Harvest’ en ‘7 Old Flemish Songs For Solo Lute’), uitgegeven door de UK Lute Society , wat een extra troef is. Luitenisten kunnen deze werken kopen en uitvoeren. Bij mij gaat het vooral om de passie voor het muziek maken en componeren, dat is echt mijn leven. Het schrijven van muziek wordt voor mij steeds belangrijker en geeft me enorm veel voldoening. Ik componeer elke dag en las ook geregeld studiemomenten in. Zo verdiep ik me momenteel meer en meer in het contrapunt- eerst heb ik het ‘Gradus ad Parnassum’ van Johann Joseph Fux bestudeerd – om dan die kennis uit te proberen, aan te passen, nieuwe invalshoeken te zoeken of zelf te verzinnen voor mijn muziek. Laat het me zo formuleren: ik leer de regels om ze vervolgens aan mijn laars te lappen (lacht).’ (PJG)

 

 

Tentoonstelling laureaten Provinciale Wedstrijd voor Schilderkunst

22.03.2012 Dhaka olieverf op doek 100op150

Werk van Daniël Dehulster

Tentoonstelling laureaten Provinciale Wedstrijd voor Schilderkunst

Vanaf 5 juli kan men in VLC De Geuzetorre, het gebouw van het Vrijzinnig Laïciserend Centrum Oostende, bijna 2 maanden lang werk bezichtigen van de 3 laureaten van de Provinciale Wedstrijd voor Schilderkunst 2014.

De tentoongestelde creaties zijn van de hand van:

  • Daniël Dehulster (Brugge), eerste laureaat. Genoot zijn opleiding aan de Academie te Brugge. Zijn voorkeur gaat uit naar beeldhouwen en schilderen. Eind 2014 nam hij met succes deel aan deze wedstrijd en werd er algemeen laureaat.
  • Urbain Vandeplancke (Zwevegem), tweede laureaat. Ontdekte op latere leeftijd de passie voor het kunstgebeuren en legt de klemtoon op schilderen, (vooral) tekenen en grafisch werk. Zijn voornaamste succes behaalde hij tijdens de internationale wedstrijd A. Blomme te Roeselare (algemeen laureaat).
  • Celeste Bo (Ingelmunster), derde laureaat. Behaalde in korte tijd enkele successen, waaronder de Royal Talens wedstrijd (eerste laureaat).

Het bestuur van het August Vermeylenfonds Oostende nodigt de belangstellenden uit op de vernissage op zondag 5 juli om 12.00 uur: welkomstwoord van Edgard Brunet (voorzitter VLC Oostende); voorstelling van de kunstenaars door Roland Laridon (voorzitter Vermeylenfonds Oostende); officiële opening tentoonstelling door Jan Vanroose, gemeenteraadslid, met aansluitend receptie. (PJG)

Van 5 juli tot en met 30 augustus in Kazernelaan 1 (Oude Watertoren), Oostende.

Op weekdagen van 08.30 uur tot 12.30 uur en van 13.30 uur tot 16.30 uur;

op zondag van 10.30 uur tot 14.00 uur (gesloten op zaterdag).

Info: www.vlcdegeuzetorre.be

 

 

NO MORE SECRETS!

IMG_2463

 

Op 21 juni 2015 om 16:30 opende de tentoonstelling NO MORE SECRETS! op het PAK, platform voor actuele kunsten in Gistel (B)
De expo toont werk van achttien kunstenaars uit binnen- en buitenland en confronteert ons met de al dan niet getrokken grenzen in het hoofd van de kunstenaar en de toeschouwer. Is de kunstenaar gebonden aan ongeschreven maatschappelijke regels? Houdt hij rekening met de nieuwe preutsheid, critici, media en commerce en legt hij zichzelf grenzen op?
Of is zijn kunst vrij en heeft hij geen geheimen meer? Is er in dit laatste geval een plaats voor zijn kunst in onze musea en galeries? Trekt de toeschouwer een grens voor zichzelf, zal hij het hoofd wegdraaien bij het zien van een naakte man? Vindt hij een plassende vrouw verwerpelijk of wordt hij heimelijk opgewonden?
Zal hij weglopen van wat in zijn ogen misschien perversiteiten zijn en schande spreken over de ontaarde kunst? Misschien …Misschien kan hij zijn eigen grens verleggen en ziet hij ook de melancholie in de ogen van het model, de kwetsbaarheid van de vrouw voor de camera? Misschien voelt hij de pijn die de kunstenaar voelt of wordt ontroerd door de eerlijkheid en puurheid van het werk. De vrijheid van de kunstenaar lijkt misschien een evidentie maar is het zeker niet. We leven in een maatschappij waar de waarden en normen met een ongeziene dualiteit evolueren en ons in verwarring brengen, waar we enerzijds toegang hebben tot porno in alle maten en gewichten (terwijl niemand er naar kijkt …) en waar anderzijds van langs om meer conservatieven hun stempel kunnen doordrukken. Denken we maar aan facebook, waar met een simpele mededeling zomaar naakt, ook al is het kunst, gecensureerd wordt.
Het is belangrijk dat we ons niet in slaap laten wiegen en weerstand bieden aan het sluipende gif van ‘de nieuwe preutsheid’. Het is belangrijk dat de kunstenaar die de vrijheid kent, die kan behouden én ook een platform aangeboden krijgt om zijn werk te tonen. Met NO MORE SECRETS! wil het PAK ons wakker schudden door luidop de vraag te stellen: is de vrijheid van de kunst een verworven realiteit of is dat een illusie?
Een bezoek aan No MORE SECRETS! kan een confrontatie zijn, maar laat het vooral een boeiende ontmoeting worden. Een ontmoeting met het (h)eerlijke werk van achttien kunstenaars die zichzelf vrijgevochten hebben, zich kwetsbaar opstellen en zich in al hun zuiverheid aan ons blootgeven. Onder de achttien kunstenaars zijn drie Bruggelingen. Sylvie Crutelle, Monika Dahlberg, Selina de Beauclair, Peter Depelchin, Maure Louise Elshout , Peter Jonckheere, Michael Kikrkham, Danielle Luinge, Rob Mellink, Fred Michiels, Jans Muskee, Thom Puckey, Hester Scheurwater, Niels Smits van Burgst, Koen Staassen, Michel Vaerewijck, Dirk Van Severen & Jan Verhaeghe

De tentoonstelling loopt tot 15 augustus 2015.

PAK, Dullaertweg 80, 8470 Gistel • Frank Demarest (initiatiefnemer/curator) • 0495 144 332

http://www.pakgistel.be

%d bloggers liken dit: