Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

Maandelijks archief: september 2015

September Jazz 2015: een topeditie

Bas-c-Pieter-Clicteur

Bas Bulteel (foto Pieter Clicteur)

De hele zaterdag was er behoorlijk wat bewolking geweest en de luchten zagen er onheilspellend uit, maar het moet zijn dat de organisatoren van September Jazz 2015 de weergoden voldoende offergaven hadden gebracht want tijdens de alweer 19de editie vielen hooguit enige druppels regen. Toch hadden een aantal liefhebbers van dit festival zich laten afschrikken, want de opkomst was dit jaar merkelijk minder. Maar zoals de gemeenplaats het wil, hadden de afwezigen ongelijk: dit is een topeditie geworden die in de annalen zeker zal worden bijgeschreven en herinnerd.

Bas Bulteel Trio was perfect gecast als opener want zorgde met zijn toegankelijke jazz van hoog niveau terstond voor een gevoel van welbehagen. Samen met medemuzikanten Bart Denolf (bas) en Bruno Castellucci (drums) bracht hij hoofdzakelijk composities uit debuut-cd ‘Coming Home’ (W.E.R.F. 121). Afgetrapt werd met het aanstekelijke ‘Conversations with the ducks’ waarin Denolf al onmiddellijk een van zijn fraaie solo’s mocht geven. Castellucci kreeg in het volgende nummer ‘Desert Few’ ruimte om zijn kunnen te demonstreren. Beide muzikanten zouden ook daarna steevast prominent aanwezig zijn. Volgden o.a. ‘Attachiant’, ‘Mr. Scrabble’, ‘Scène 7’, de zeer mooie nieuwe compositie ‘Introspection’ en afsluiter ‘Song for Ahmad’ waarin pianist Bulteel alles uit de kast haalde en duidelijk maakte waarom hij in het verleden al door zo vele artiesten werd ingehuurd in de studio of onstage. Door het strakke tijdsschema- vermoed ik – was er geen gelegenheid de geestdriftige toehoorders nog met een bisnummer te verblijden. Een schitterende start, in elk geval.

Daar burgemeester Landuyt zich had laten verontschuldigen verzorgde Veerle Mans (De Werf) vervolgens het officiële welkomstwoord. Zij sprak een woord van dank uit aan het adres van de mede organiserende partners – Handelsgebuurtekring Langestraat-Hoogstraat, Stedelijke basisschool De Ganzeveer, de Scouts, Stad Brugge – en aan programmator Willy Schuyten. Ook kondigde ze de start van het nieuwe seizoen van De Werf aan – 19 september: 100ste voorstelling van ‘An Old Monk’ – en bracht ze ter kennis dat het Stedelijk Conservatorium een nieuwe cursus ‘jazz luisteren’ heeft lopen.

New Rotterdams Jazz Orchestra werd door Schuyten aangekondigd als “not your average bigband, want ze zitten niet achter een pupiter maar spelen rechtstaand in een halve maan”. De presentator had eerder in een interview met EXit met geen woord overdreven: van zodra de groep, die grotendeels muziek van Anton Goudsmit zou vertolken, het podium had beklommen, kwam hij als een pletwals over het publiek gerold en de gitarist zelf bleek een zeer avontuurlijke muzikant die zonder schroom zijn grenzen aftast en zijn toehoorders met graagte op onbekend terrein meelokt. Hij liet zijn gitaar nu eens melodieus het oor strelen, dan weer subtiel klinken, maar net zo makkelijk haast Hendrixiaans huilen en grommen. Passeerden o.m. de revue: ‘Boom Petit’, ‘Waterboarding’ – als diende dit stuk geïllustreerd vielen net toen enige druppels regen – ‘Karma Tic’, ‘Camels’, het zeer rust uitstralende ‘Ernesto’ en ‘050’, het “netnummer van Groningen” (over toeval gesproken). Zeer terecht werd deze act daarna terug de planken op geroepen voor een bisnummer. Voor het overgrote deel van de luisteraars zonder enige twijfel een ware revelatie, dit NewRJO, en ook de naam Goudsmit staat nu ontegensprekelijk in het geheugen van velen gegrift.

Niet bepaald een gemakkelijke opdracht – zelfs bijna een vergiftigd geschenk – om op te moeten na een groep die laaiend enthousiast was uitgewuifd. Compro Oro liet zich echter geenszins intimideren en heeft met Wim Segers (vibrafoon, marimba) bovendien een frontman die door de natuur met een behoorlijke portie charisma werd verwend. De vijf jongelui hebben met ‘Transatlantic’ (W.E.R.F. 128) trouwens een indrukwekkende debuutplaat afgeleverd. Het leuke aan de groep zijn niet alleen de muziek en het zo in het springende speelplezier, maar ook de reminiscenties die men gaandeweg ontwaart: nu eens sluipt de geest van John Zorn in een nummer, elders voelt men aan een aanstekelijk en haast onweerstaanbaar ritme de adem van Santana in hun beste dagen. Dat laatste is dan niet in het minst de verdienste van percussionist Robbe Kiekens. Bassist Mattias Geernaert – dit keer het gehele optreden op elektrische basen drummer Frederik Van den Berghe zorgden in elk van de nummers – o.a. ‘Madness in Havana’, ‘Eldorado’, ‘Freddy’s tune’, ‘Voodoo Valley’, ‘Ghostriders in the sky’, ‘Dreamer’ – voor een stevige en vruchtbare bodem waarop gitarist Bart Vervaeck en frontman Segers hun solo’s konden laten ontkiemen en groeien. Het duurde dan ook niet lang voor een (weliswaar bescheiden) aantal toeschouwers hun stoel verlieten om in de zijgangen staande op het ritme mee te deinen of zelfs een voorzichtig dansje te wagen.

September Jazz 2015 was een over de ganse lijn geslaagde editie, waarvoor omwille van de weersomstandigheden minder muziekliefhebbers waren komen opdagen, wat echter door de kwaliteit van alle acts – zonder uitzondering – verwerd tot een te verwaarlozen detail. (PAUL GODDERIS)

 

Nieuwste TANK – Bij gebrek aan beter

t 3 (2)

Op 25 september om 20u zal er in Het Entrepot een volgende editie van TANK plaatsvinden, een culturele avond die deze keer gecureerd wordt door het collectief Bij gebrek aan beter. Het artistieke werk van in totaal 12 kunstenaars (*) zal gezamenlijk gepresenteerd worden.

Exit: Wat is TANK?

Dave Van Robays:

TANK is een initiatief dat door het Entrepot wordt georganiseerd. Sinds enkele jaren organiseren wij in samenwerking met een curator of een curatorcollectief TANK-avonden. Dat is in feite een roepnaam voor een soort curatele avond. Meestal is dat één avond waarbij we een aantal ruimtes ter beschikking stellen aan een groep diverse artiesten. Ons hoofddoel is om kunstenaars een muur of een podium aan te bieden zodat ze hun werk kunnen tonen aan een groter publiek.

Exit: Wat zijn de verwachtingen van TANK ten opzichte van de curatoren en de kunstenaars?

Dave Van Robays: Een TANK-avond bestaat bij voorkeur uit een grote variatie aan disciplines. Doorgaans zijn het lokale artiesten maar we laten de curatoren vrij in hun keuze om mensen uit te nodigen om deel te nemen aan zo’n avond. Meestal zijn dat jonge kunstenaars die nog studeren of net afgestudeerd zijn. Het is ook niet noodzakelijk dat de curatoren zelf kunstenaars zijn maar ze moeten er natuurlijk interesse voor hebben en een groot netwerk aan kennissen hebben. We rekenen erop dat die avonden een goed doordacht totaalconcept zijn. Wij helpen door financieel, productioneel en technisch te steunen maar verwachten langs de andere kant ook veel proactief werk van de curatoren. Ze moeten niet enkel programmeren maar effectief ook organiseren, opbouwen en de avond zelf draaiende houden.

Exit: Wat is ‘Bij gebrek aan beter?’

Maarten Van den Bussche: Bij gebrek aan beter is een artistiek collectief dat ontstaan is vanuit een vriendengroep. Een vijftal jaar terug werden wij, Nagual, Bram Verrecas, Maximiliaan Verswijfelt-Boudens en ik gevraagd om wat theatrale omkadering te voorzien op Vama Veche in het Astridpark. Sindsdien doen we dat elk jaar opnieuw. Doorheen de jaren zijn er daar een aantal mensen bijgekomen. Het is met die groep dat we nu de avond samenstellen.

Exit: Waarom TANK?

Van den Bussche: Eigenlijk omdat we net zo’n diverse groep zijn. Vandaar dat we ook voor de naam ‘Bij gebrek aan beter’ gekozen hebben. Iedereen werkt op zijn eigen manier binnen zijn eigen kunstdiscipline om zo een showcase te geven. We willen gezamenlijk laten zien waar elke lid van de groep mee bezig is. Dat gaat heel breed van theater naar beeldende kunst en installatiekunst, performance, muziek, mode… Daarom schikt onze groep het volgens mij wel voor een avond als TANK waar het net de bedoeling is dat er een verscheidenheid aan disciplines te zien is. Eigenlijk wordt het een avond waar wij als groep in een ongedwongen sfeer elk ons individueel werk tonen.

Naast de theatrale animatie op Vama Veche wordt dit de eerste keer dat het collectief gezamenlijk een showcase organiseert. Het belooft een gezellige avond te worden met een sterk gevarieerd programma. (LOUISE VAN ELST)

* Bram Verrecas, Lore Mechelaere, Maximiliaan Verswijfelt-Boudens, Leontien Allemeersch, Jonas Vandekerckhove, Wannes Labath, Telma Lannoo, Maarten Van den Bussche, Brecht Monteyne, Jietske Vermoortele, Harted en Nagual

 

 

 

Van balpen tot verf, Wietse Hindrycx laat muren heropleven

Wietse Exit Afdruk-1

Foto Aäron Maes

Wietse Hindrycx gooit zich met hart en ziel in zijn passie. Wat begon bij balpentekeningen en een opleiding animatiefilm aan het KASK evolueerde tot levensgrote muurschilderingen die een omvang kunnen bereiken van zo’n vijf à zeven meter. Typerend aan zijn werken zijn de gasmaskers die telkens prominent aanwezig zijn. Street-art wordt meestal geassocieerd met graffiti, maar het is alles behalve werk met spuitbussen.

Waarom het gasmasker?

‘Dat is puur uit een interesse voor geschiedenis gegroeid. In 2011 heb ik mijn eerste tekening gemaakt met zo’n gasmasker. De herdenkingen voor WO I begonnen toen al op te komen en ik was daar naartoe aan het werken. Het begon bij een vrouw met een gasmasker als attribuut. Omdat het wel iets heeft volgens mij laat ik het nu nog steeds terugkomen. Doordat ik er nu al even mee werk, versterkt het de herkenbaarheid van mijn schilderijen. Het is als het ware een handelsmerk aan het worden.”

Hoe kom je erbij om aan street-art te doen?

“Het is een passie en een uitlaatklep geworden. Ik ben afgestudeerd in de animatiekunsten, maar ik had eigenlijk al snel door dat ik meer voldoening haalde uit street-art en dat is het belangrijkste voor mij. Digitale kunst is naar mijn mening te vluchtig. Nu werk ik met verf en penseel. Ik heb graag die controle en de voeling met mijn materialen. Ik wil dat mijn werk tastbaar is, ook al staat het daar niet voor altijd. Voordien werkte ik enkel met pen en papier, nu is het heel wat groter geworden. Hoe groter hoe liever, dat is een kik voor mij. Zolang ik er genot uit haal zal ik het blijven doen.’

Inspiratie?

‘Ik haal mijn inspiratie meestal uit de natuur. Ik ben nu heel veel bezig met dieren maar eerder aan de hand van bevreemdende factoren. De gasmaskers versterken dat karakter ook nog eens. Nu ben ik vooral bezig met een soort puzzel. Ik schilder allerlei dieren door elkaar. Mijn nieuwe werken begin ik meestal impulsief. Ik ga meteen aan de slag en zie dan wel waar ik uitkom. Voor mij is het dus ook een puzzel. Het resultaat wordt dan ongeveer drie of vier dieren door elkaar. Degene die ernaar kijkt moet dat zelf beginnen puzzelen. Ik wil ze aan het denken zetten. Als mensen dat doen, dan ben ik in mijn opzet geslaagd.’

Locaties voor grote werken?

Ik werk vooral op legale muren zoals aan Het Entrepot in Brugge of in het graffitistraatje in Gent. Af en toe krijg ik ook van particulieren voorstellen zoals kleine, intiemere werken. Op dit moment ben ik aan een opdracht aan het werken in De Redekiel, een jeugdhuis in Maldegem. Dat gebouw wordt binnen twee jaar gesloopt, maar nu hebben ze een klein budget vrijgemaakt om het op te knappen. Ik moet nog heel veel zelf doen, heel veel zelf materiaal aankopen, maar stap per stap komen er wel meer mensen naar mij toe met opdrachten. Hoe meer hoe beter natuurlijk. Dan ik kan mij uitleven.’

Toekomstige projecten?

‘Binnenkort komt er een expo in Cultuurcentrum Scharpoord in Knokke, van 15 november tot 27 december. Daar wordt mijn intiemer werk getoond. Mijn balpentekeningen en ook muren van zo’n zeven meter lang. Ik heb volledige vrijheid gekregen voor dit project. Daarnaast ben ik steeds bezig bij particulieren die vragen om werken bij hen te krijgen.’

Waar is je werk te bezichtigen?

‘Street-art is wat moeilijker, omdat het niet permanent is. Sommige blijven, sommige verdwijnen ook, dat hoort erbij. Ik heb er onlangs een gemaakt aan Het Entrepot, ik heb gezien dat hij er nu nog altijd staat. Er staat ook één permanent aan de expressweg op iemand zijn dakterras met uilen. Af en toe staat mijn werk ook in verschillende expo’s en voornamelijk bij mij thuis. De kunst is een moeilijke sector maar als je erin blijft geloven zal je er wel iets mee bereiken. Het belangrijkste is dat ik genot blijf halen uit mijn werk.’ (LOUISE VAN ELST)

In gesprek met Wim Segers, vibrafonist en frontman van Compro Oro, slotact op September Jazz 2015

compro-oro-dec 2014

Foto Grégoire Verbeke

EXit: Wat beweegt een jongeling ertoe te kiezen voor vibrafoon i.p.v. een meer voor de hand liggend muziekinstrument zoals gitaar, piano, drums… ?

Segers: ‘Eigenlijk heb ik niet echt voor dat instrument gekozen. Maar ik kende het wel al van tijdens mijn studies klassiek slagwerk. Op een gegeven moment heb ik deelgenomen aan een project waar ik o.a vibrafoon speelde. Dat instrument bleek te koop voor “slechts” 2700 euro, nog steeds veel geld – waar ik dan ook voor heb moeten werken – maar toch een koopje, want een vibrafoon kost al gauw 4.500 euro. Toen ik hem kocht was ik al 23 jaar, het was dus een late liefde zou je kunnen zeggen. Vanuit de klassieke muziekwereld was ik overigens de enige die dat instrument zo vaak speelde. En toen ging ik samenwonen met jazzpianist Antoine Guenet bij wie het idee leefde om een groep op te richten. Kortom: dat ik vibrafoon ben beginnen te spelen, is eigenlijk een gevolg van een paar keer toeval na elkaar: een opleiding klassiek slagwerk volgen, een vibrafoon die te koop was en die ik mij heb aangeschaft, en samenwonen met iemand die een groep wou starten.’

EXit: Wat trekt jullie zo aan in de muziek van bv. Cal Tjader en Mulatu Astatke, waardoor jullie zelf dat genre willen spelen?

Segers: ‘Wat mij in het bijzonder aanspreekt, is in de eerste plaats het “junglegehalte”, de mystieke sfeer die rond die muziek hangt door het geluid van vibrafoon en conga’s. Bij Astatke is die sfeer nóg heviger, donkerder ook, spookachtig zelfs. Dat komt misschien wel omdat zijn eerste opnames (’66-’72) slordig gespeeld lijken of gebrekkig opgenomen. Ik kende die muziek o.a. via mijn leraar Wim Konink en mijn toenmalige muziekguru Gertjan Alkemade.

Het tweede element dat mij sterk aantrekt, is de groove: ik ben echt een fan van groove muziek!’

EXit: Jullie eerste cd – “Transatlantic” (W.E.R.F.128) – is intussen een feit en werd in de pers goed ontvangen: zie bv. de 4 sterren-quotering in Jazzmozaïek. Merk je die appreciatie ook bij het publiek?

Segers: ‘Mensen die de cd (of de vinylversie, PG) hebben gekocht, laten ons achteraf weten dat ze die muziek echt wel goed vinden. Op de release party was er trouwens heel veel volk. Ook heeft de lovende recensie in Knack heel veel aan het rollen gebracht: de andere bladen hebben dat opgepikt. Overigens ben ikzelf méér tevreden van de plaat dan ik had verwacht. Maar het blijft natuurlijk een jazzplaat, waarmee ik bedoel dat daar geen geld mee te verdienen valt. We blijven met die cd in het jazzcircuit en dat is nu eenmaal klein. Maar mij maakt dat niets uit: ik vind die belangstelling wel fijn.’

EXit: Het gaat momenteel hard voor jullie, merk ik aan de concertkalender. Er is zelfs ook al belangstelling in het buitenland?

Segers: ‘Behalve “gewone” optredens hebben we inmiddels al een aantal festivals gespeeld en we hadden inderdaad het geluk ook reeds in Nederland een optreden te mogen verzorgen. We zijn nóg een aantal dingen van plan en merken dat het na het uitbrengen van onze plaat iets makkelijker gaat om ons te laten boeken. Voorlopig treden we zoveel mogelijk op in Vlaanderen; als het ook verder in het buitenland lukt, des te beter. Intussen werken we volop voort want zijn al bezig met het schrijven van nieuwe nummers. Maar al bij al blijft het zwoegen: muziek schrijven, organiseren, optredens vastkrijgen…’

EXit: Straks zijn jullie de slotact op September Jazz in Brugge (12 september). Geef je de voorkeur aan een zittend, aandachtig luisterend publiek, of zie je concertbezoekers liever dansen en uit de bol gaan? Want dit is echt wel aanstekelijke muziek!

Segers:Ikzelf hou van beide soorten concerten, maar wat we doen is proberen om onze set aan te passen, al naargelang het om een zittend of staand optreden gaat. Een specifieke voorkeur heb ik, zoals gezegd, niet: wat voor mij telt, is het creëren van een goeie sfeer. Maar de reacties zijn telkens positief. Om een voorbeeld te geven: de respons tijdens Jazz Kuurne voor een zittend publiek, waar we als eerste op moesten, was net zo enthousiast als op de release party van de plaat waar we voor een staand publiek optraden. Ons maakt het eigenlijk niet uit, we geven ons steeds voor 100%. Dit is echt groove muziek en hoe langer Compro Oro bestaat, hoe meer ik de groep zie evolueren naar een sfeerpubliek. Momenteel klinkt onze muziek nog “te verzorgd”, te veel jazz. Met onze nieuwe nummers zullen we echt doordringen naar de essentie, en dat is de groove. De moeilijke arrangementen zullen er stilaan uit gaan, de muziek wordt steeds meer dansbaar. Wie weet wat de volgende plaat brengt hé!’ (PAUL GODDERIS)

 

 

 

 

KOOKEET – FOODFESTIVAL MET 30 TOPCHEFS, 
26-27-28 september 2015 – Stationsplein Brugge, kant Sint-Michiels

campagnebeeld Kookeet 2015 (c) Matthias Desmet, cel creatie Stad Brugge

Foto Mathias Desmet

Kookeet bestaat 5 jaar en pakt uit met de Belgische driesterrenchefs: Geert Van Hecke, Peter Goossens 
en Gert De Mangeleer. Samen met 27 Brugse topchefs serveren ze drie dagen lang heerlijke gerechten 
aan democratische prijzen.

Op Kookeet stellen bezoekers zelf hun menu samen uit het rijke aanbod aan culinaire verwennerij. Naast de dertig eetstanden 
is op het Kookeetplein ook een grote bar, een champagnebar en een wijn- en koffiebar aanwezig. In het Kookpaleis vinden 
kookdemonstraties van de chefs en culinaire babbels plaats. 

De 30 topchefs die dit jaar deelnemen behoren zonder uitzondering tot de culinaire top, met een of meerdere Michelinster(ren), 
een Bib Gourmandvermelding of een hoge score bij Gault&Millau. 

Geert Van Hecke van De Karmeliet*** is peter van Kookeet en waakt samen met topchef Patrick Devos en Shock-o-latier 
Dominique Persoone over de kwaliteit van het evenement.

 

Triënnale 2015: Brugge en de blijvende imagoverandering

scan Triënnale

 

U herinnert zich 1968 nog? Links deed Europa met Mei ’68 op zijn culturele grondvesten daveren en Brugge pikte aan met een spraakmakende tentoonstelling die als ‘Triënnale’ een een geheel eigen leven ging leiden. Toenmalig burgemeester Pierre Vandamme schreef: ‘Dergelijke manifestatie moet uiteraard aangrijpen, leiden tot ontroering of tot weerzin, zoals alle vernieuwing doorheen de eeuwen steeds met zich mee heeft gebracht’.

Burgemeester Renaat Landuyt grijpt dit citaat aan om Brugge ‘een stad van vernieuwing’ te noemen en hij kijkt daarvoor naar de rijke geschiedenis van deze stad met de Polyfonie, de Vlaamse Primitieven, de wereldhandel en Ter Beurze. De derde editie van Triënnale, die op 18 oktober afloopt, en een positieve tussenevaluatie meekrijgt, heeft nu als orgelpunt een catalogus-nieuwe-stijl gekregen.
Deze gids is geen traditionele tentoonstellingscatalogus, maar wordt opgevat als een ‘open’ publicatie. Zo wordt de catalogus een forum, een ontmoetingsplaats waar verschillende standpunten en invalshoeken over verstedelijking en over de plaats van kunst in een stedelijke ruimte in dialoog gaan. Wetenschappelijke traktaten komen er niet aan te pas, het thema wordt uitgediept aan de hand van interviews, onder andere met de Deense architect Jan Gehl en kunstenaars Rainer Ganahl, Marjetica Potrč, Bijoy Jain.

De twee curatoren, Michel Dewilde en Till-Holger Borchert, ontbreken uiteraard niet. Till Borchert schuwt daarin enkele pijnpunten niet: ‘Vanuit stedenbouwkundig oogpunt was Brugge in haar hele geschiedenis waarschijnlijk nooit zo onbeweeglijk als vandaag… Sinds UNESCO de Brugse binnenstad in 2000 uitriep tot werelderfgoed, bovenop de toch al sterke reglementerings- en klasseringsdrang bij beheerders, zit de rem nog sterker op de stadsontwikkeling, met een complete stilstand als gevolg’.

Over Brugge 2002 schetst Borchert zijn ontgoocheling: ‘De late poging om Brugge met de titel ‘Culturele Hoofdstad’ in 2002 opnieuw op de kaart te zetten, ook architectonisch, en het imago van de stad om te buigen, bleek ijdele hoop’. Hij hoopt dan ook dat de jongste Triënnale ‘een blijvende imagoverandering’ zal teweeg brengen.

Dat klinkt dan weer behoorlijk ambitieus, want Brugge is daarvoor geen evidente stad, zoals de 15de eeuwse zakenman Pero Tafur al in 1438 liet optekenen: ‘Het lijdt geen twijfel: de godin van de luxe heeft hier veel macht. Brugge is geen oord voor arme zielen, die zijn hier niet welkom. Maar als je geld hebt en dat graag uitgeeft, vind je in Brugge alles wat de hele wereld te bieden heeft…. Vorig jaar was er hier nog een grote hongersnood’. (LF)


Info: Triënnale 2015, de catalogus, 29,95 euro. Uitg. Borgerhoff & Lamberegts

 

Fernand Traen: de Brugse schepen die geen burgemeester werd

 scan Fernand Traen

Fernand Traen, de rijzige man (°Brugge, 1930) die twaalf jaar schepen van cultuur (1965-1977) was en eerste schepen van de toeristenstad Brugge en van 1975 tot 2001 voorzitter van de Brugse haven (Zeebrugge) was, schreef zijn soms pikante en onthullende memoires.

Misschien verschijnt dit boek wat te laat om in Brugge en omstreken nog voor meer ophef te zorgen, want de meeste politici, kunstenaars en hoge ambtenaren of andere notabelen zijn al overleden of bijna ondergedompeld in het recente verleden. Maar zijn boek bewijst wel dat deze politicus in elk geval een persoonlijke hoogstaande visie had op de cultuur en op het havenbeleid van zijn geliefde stad die zich sinds de fusie van 1971 uitstrekt van Lissewege en de Noordzeekust tot aan Oostkamp aan de snelweg Brussel-Oostende. Brugge was voor Traen zelfs een droomstad.

Stichter van Raaklijn

Traen omschrijft zichzelf aan het eind van zijn memoires als een Bruggeling met een historisch bewustzijn en dat is deze advocaat en politicus zeker tot op heden gebleven. Maar hij was ook de stichter of medestichter (samen met onder meer Paul de Wispelaere, Jan van der Hoeven en Jaak Fontier) van de legendarische modernistische culturele vereniging Raaklijn die tijdens de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw bijzonder veel uitstraling en activiteiten kende. Zo schrijft Traen niet zonder trots: ‘Raaklijn was uniek in het Vlaamse land en Brussel. Jonge mannen van dezelfde generatie die zich verenigden om moderne kunst te propageren en in eenzelfde, zij het bijzondere stad Brugge. Natuurlijk waren er interessante mensen en initiatieven in andere steden (de G58 in Antwerpen en later een groep actief geïnteresseerden in Gent met Karel Geirlandt als voorman.’ En niet zonder een lichte overdrijving: ‘Het eerste literair initiatief van Raaklijn was de voordracht van Adriaan de Roover over Paul van Ostayen, avonturier van het woord. In de geboortestad van Gezelle: een trompetstoot.’

Toch was deze bekwame beleidsman allicht altijd al wat te discreet en kreeg hij niet altijd voldoende steun in de stad en in zijn eigen partij die ook toen meer aandacht schonk aan figuren die het vertrouwen genoten van het sterke ACW zoals onder meer Gerard Eneman en Daniël Coens, de vader van Joachim Coens die Traen later mocht opvolgen aan het hoofd van de haven en ten slotte aan Patrick Moenaert. Binnen de standenpartij die de CVP toen nog meer dan nu was met ook de Boerenbond en de stadse middenstanders was de christelijke vakbond altijd al de sterkste vleugel. En dit heeft de onafhankelijke, maar betrouwbare en bekwame Fernand Traen zeker niet geholpen in zijn opgang in het later ontstane Groot-Brugge. Moest hij niet kiezen voor Pierre Vandamme of voor Michel van Maele (die wel de stadsreien of de stadsgrachten heeft gesaneerd)? Moest hij niet kiezen tussen de rigide ambtenaar Ghyssaert en de bevlogen dichteres Christine D’haen? Tussen de VLD en de CVP, zoals de historicus Andries van den Abeele deed? Tussen zijn toekomst als politicus van de oude stempel en als moderne manager van de containerhaven Zeebrugge die in zijn tijd nog in volle expansie was? Hoe dan ook, deze katholiek zou zeker een goed en bekwaam burgemeester zijn geworden indien hij de nodige steun van zijn eigen partij had genoten.

Brugge 2002

Toch komt zijn scherpe geest in deze niet altijd minzame memoires soms nog hoog naar boven, zoals in zijn uitspraak over Brugge Culturele Hoofdstad: ‘In 2002 werd Brugge culturele hoofdstad van Brugge. Wat onze stad toen gepresteerd heeft, was een grote ontgoocheling. Ik had een nota voor het schepencollege gemaakt, maar ik denk dat noch de leden van dit college noch de intendant (een theaterdirecteur van opleiding en ervaring) zich feitelijk rekenschap gaven van wat Brugge vandaag en in het verleden had betekend. Over moderne schilderkunst werd in een verloren zaal ergens in de stad een tentoonstelling geprobeerd. Over de drie Triënnales voor Plastische Kunst in België werd met geen woord gerept. Dat Panamarenko in 1968 al prominent aanwezig was, leek de verantwoordelijke intendant onbekend. Ik vermoed zelfs dat hij wat wantrouwig stond tegenover wat niet beantwoordde aan zijn clichébeeld van Brugge.

Ook over Achiel van Acker, die zèlf ook nooit burgemeester mocht worden (zijn zoon Frank van Acker dan weer wel) van de stad Brugge schrijft Traen: ‘In Brugge was Achiel van Acker een buitengewoon populaire figuur. Ik kan dit niet volledig verklaren. De werkman beschouwde hem als diegene die welvaart en maatschappelijke zorgen in de stad had gebracht, die heel lang door een conservatieve groep bestuurd werd. Dit beeld moet natuurlijk meer genuanceerd worden maar Van Acker bleef toch een symbool van de socialistische opmars in Vlaanderen. Hij was een intrigerend persoonlijkheid, een echte selfmade man, socialistisch politieker, boekhandelaar en uitgever van De Garve.

Hendrik Carette

Info: Brugse memoires, van Fernand Traen, Brugge: Uitgeverij Van de Wiele, 2015, 215 blz., 24,50 euro, ISBN 978 90 7629 756 9.