Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

Zondag 19.08 om 15.30: Praalstoet van de Gouden Boom

 Margaret of York.jpg
 
Margaretha van York
 
De Praalstoet van de Gouden Boom
 
Ballade van Margareta van York, stadsgedicht 24 voor Brugge
Hedwig Speliers, stadsdichter Brugge www.poeziebos.be
 
Zij was tweeëntwintig toen zij het Kanaal overstak,
Margaretha van York, mooi en verstandig, strak
in een kleed dat door Memling geschilderd leek
met sieraad en zijde, te jong voor het vele leed
dat op de drempel van haar leven neder streek
toen zij na negen eenzame jaren weduwe werd.
Alle leven, ook dat van vorstinnen, is beperkt.
 
Zij was tweeëntwintig toen zij landde in Sluis.
Vlaanderen bood haar een toevlucht en een huis
maar geen man naar haar hart, een vechtersbaas.
Het was zonsondergang toen ze in de haven kwam,
een prachtig schouwspel dat haar hart innam.
Haar vloot werd verwelkomd door schepen
van allerlei grootte, oorlogsuitrusting inbegrepen.
Maar Karel de Stoute was er niet, in de kom
van de Hollandse haven ontbrak de bruidegom.
Het vuurwerk was indrukwekkend, de liefde niet.
 
Hier zal ze haar schoonmoeder ontmoeten,
Isabella van Portugal, die het hof regeert,
onderdanen beheerst en dagelijks dirigeert.
Wie weet hoe haar hart zich hierbij bezeert?
Die nacht bracht ze in Damme door, vroeg gewekt
stond zij voor de spiegel met haar hals gerekt
haar gouden haar te kammen, van het Zwin tot hier
verdronken in herinneringen. Met vertier en plezier
zag zij hoe haar bruidegom traag de trouwring gleed
over de vinger, een edelstenen ring uit goud gesmeed.
 
Zij was tweeëntwintig toen haar taille in het kleed
van aller-kostbaarst kant, zijde en tule gleed.
Weerspiegeld in het water hoorde zij het luiden
van de Damse klokken, rook zij de geuren buiten
van de grassen en bekeek de rietkraag in de beken.
Zij zag hoe blauwe reigers statig naar haar keken,
met gerekte nek geduldig naar hun prooien loerden.
Hoe lang gehalsde ooievaars hun jongen voerden.
Zij was tweeëntwintig toen gezeten op een gouden laken
zij op haar versierde draagstoel de Kruispoort had verlaten.
De toortsen aan de gevels bliksemden hun helder licht
op kroon en kleed, het goud en wit om haar verfijnd gezicht.
 
Wie van op de Burg zag hoe ze uit de Langestraat kwam
had geen oog genoeg: haar lichaam was een tere vlam
en haar hart sloeg in den vreemde een harde hartslag.
Toch toverde zij op haar gezicht een tedere glimlach.
Zij was tweeëntwintig toen de priesters van Sint Donaas
haar begroetten. De toeschouwers zochten hun soelaas
in het zich vergapen aan de praalboog en hoe onverdeeld
de  geklauwde Vlaamse leeuw de Engelse luipaard streelt.
Laten we nu hopen, zo meende menigeen, dat de banden
tussen Bourgondië en Engeland komen in goede handen.
Brugge kan er enkel wel bij varen, in rijkdom belanden.
 
Zij was tweeëntwintig toen de Bruggelingen de Wapenpas
van de Gouden Boom organiseerden, een groots toernooi
waarin gedrapeerde ruiters elkaar bestreden in grote tooi,
dit gebeurde op de markt en duurde talrijke dagen.
Maar Margareta, vredelievend en naar vrede vragend,
keek ernaar met tegenzin en stak de handen in de lucht.
Zij eiste het einde van strijdgewoel en krijgsgerucht.
 
Tweeëntwintig was zij toen zij aanzat op het trouwbanket
in het Prinsenhof. Tien vleessoorten werden voorgezet
en vijf visgerechten schoven over tafel. Een gepluimd beest
met de omvang van een zwaan kwam gebraden op het feest.
Het werd in de schaduwhoeken van de zaal verslonden
door honderden luidruchtig knabbelende monden.
Wat de invités niet lustten verdween onder tafel heel even,
wat op tafel  bleef staan werd aan de armen gegeven.
Nergens in Vlaanderen (zo deden vele verhalen de ronde)
werd zo goed gegeten als in Brugge door armen en honden.

Comments are closed.