Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

De  kleine Gezelle, een grote meneer

Guido Gezelle gelezen, zo. 26 mei om 14 uur, Spiegeltent Magic Mirrors

In het laatste decennium van zijn leven vroeg Gezelle zich af wat er van zijn poëtisch werk zou overblijven: ‘Is ’t mogelijk dat gij, reken, die ‘k nu schrijve, langer leven als die u heeft geschreven’.

En wat blijkt: 125 jaar na zijn dood in november 1899  is hij nog steeds springlevend. Alweer is een nieuwe Gezelle-publicatie van de persen gerold: ‘de kleine Gezelle,’ van Patrick Lateur.

Parelvisser

Patrick Lateur, classicus, vertaler, essayist en dichter, doorzocht tot in alle uithoeken van het uitgebreide oeuvre van de Meester en viste er 100 parels uit. Nee, niet de bekende en veel gebloemleesde gedichten als ‘ O! ’t Ruischen van het ranke riet!’ of ‘Dien avond en die rooze’, maar de minder bekende worden voor het voetlicht gebracht. Vandaar de titel van het boek ‘ de kleine Gezelle

De leeszaal van de Biekorf liep vol voor de boekvoorstelling. Gezellekenner prof.em. Piet Couttenier hield deze mooi uitgegeven bundel tegen het licht. Want inderdaad, er bestaan veel Gezelle-bloemlezingen , maar Lateur koos voor een verrassende invalshoek, en ging op zoek naar parels als ‘De jongen aan mijn vensterruit’ of ‘De Tijd’. Karel Platteau, voorzitter van het  Gezellegenootschap, bracht met de voordracht van enkele gedichten de taalvirtuositeit van Gezelle ten gehore.

Classicus

In zijn keuze kon de classicus Lateur zoals Gezelle beroep doen op een diepgaande vertrouwdheid met de antieke literatuur: Horatius en Vergilius zijn voor Gezelle inspiratiebronnen. Maar ook de schoonheid van de natuur, oog voor al wat leeft en groeit en bloeit zijn voor Gezelle aanleiding om aan het dichten te slaan: ‘De regenbuie’,’ Het manelicht’, ‘Chrysanthemen’.

De lectuur van een Gezellegedicht blijft zonder woordverklaring een uitdaging, en hieraan wordt verholpen onderaan de pagina. Soms wordt ook de context geschetst waarin het gedicht ontstond.

Vele facetten van de dichter komen naar voor. Zijn afkeer voor een van boven opgelegde eenheidstaal,’ ’t Gemengsel wordt Hollandsch genaamd’, zijn antimodernisme bij een aantal maatschappelijke en culturele evoluties, zoals bij een bezoek aan een museum met antieke beelden:

‘Foei! neen, ge’n kunt mij niet doen blozen, spijts uw ’billen vol naakte sierlijkheid’ . De trein kan dan wel op zijn goedkeuring rekenen: Overal en allenthenen,/ waar de snelle wagenschenen/voeren van het stoomgerid’ .

Bewondering

Die gaat bij Gezelle altijd uit naar zijn woorden en zijn taal, de klank en de muzikaliteit, het ritme en metriek. De originele keuze van de gedichten tonen de sterke kracht van zijn poëzie, en maken het exploreren van zijn minder bekende gedichten tot een diepe ervaring . Paul van Ostaijen noemde hem ‘De Meester’, en in zijn bekende Gezellegedicht heeft hij het over ‘tempeest over alle diepten/storm over alle vlakken. ‘

Eerder had Kloos het al in 1901 over ‘Guido Gezelle, de zeer ongemeene, geheel-en-al-oorspronkelijke dichter’. In een bloemlezing uit 1954 zet Paul Rodenko Gezelle als  eerste bij de avant-garde-dichters, en ziet één lijn: Gezelle-Van Ostaijen-Lucebert

Nee, Gezelle hoefde zich geen zorgen te maken, na bijna 200 jaar na zijn geboorte in 1830 weten velen nog zijn dichtkunst te bewonderen. ‘’k Ben nen rijmstaf rijk gebleven’, schrijft hij in 1896:

zal ik uwe dichterzalen/zegepralen,/stemmen halen/sterker als de sterke dood.’ Ja hoor, onze stem heeft hij alvast. (Robrecht Fossaert)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.