Met zijn meest recente bundel ‘Andere richtingen’ stapt de Brugse dichter Frederik Lucien De Laere moedig af van de gebaande paden van de traditionele poëzie. Door onder meer kosmologie, mythologie en popcultuur te vermengen, nodigt De Laere zijn lezers uit tot diepgaande reflectie en een verkenning van de complexiteit van het menselijk bestaan.
EXit: Je bundel heet ‘Andere richtingen’. Ga je met je dichtkunst ook effectief een andere richting uit? En in hoeverre is het dan een stijlbreuk met je vroeger werk?
Frederik Lucien De Laere: ‘Met ‘Andere richtingen’ voeg ik een radicaal nieuw hoofdstuk toe aan mijn werk. Mijn vroegere bundels zijn stuk voor stuk opgebouwd volgens een thematisch concept. ‘Andere richtingen’ bevat gediversifieerde content en is een zorgvuldig geconstrueerd orakel, waarbij ik afstap van wat men traditionele poëzie pleegt te noemen: strofische gedichten, met lettertekens en interpunctie zoals in de gangbare gebruikstaal. Deze poëzie is een stroom van beelden en associaties, voortdrijvend op de magische logica van de taal, de klank en het ritme. Het is een taalexperiment, een vernuftig spel. Ik neem risico’s en bewandel onbegane paden. Ik ga op zoek naar de woorden in hun oerstaat.’
EXit: Je mixt kosmologie en mythologie met populaire cultuur. Dat vraagt denkwerk én research?
Frederik: ‘In ‘Andere richtingen’ zijn elementen uit wetenschap, religie, mythologie en popcultuur samengebracht. Ik noteer zaken die mij opvallen in lectuur, media, actualiteit, dagelijkse gesprekken en ga hiermee op een bepaald moment als dichter aan de slag. Uiteraard is het schrijven van poëzie iets anders dan een concrete mededeling of een gebruikershandleiding. Het is niet de taak van de dichter om de dingen te zeggen zoals ze bestaan in de dagelijkse werkelijkheid. Het ‘lyrische ik’ komt aanwaaien en de dichter laat zich meeslepen door de magie, het ritme, de sonoriteit van de taal en het onderbewuste dat door de act van het schrijven zelf naar boven komt.’
EXit: Hoe ga je dan effectief te werk?
Frederik: ‘Soms gebeurt het dat er mij iets spontaan binnenvalt, soms doe ik effectief research in functie van een bepaald onderwerp. Dit is ten opzichte van mijn vorig werk niet veranderd. Alleszins is het schrijven altijd voor mij een noodzaak geweest, en misschien nu nog meer in deze precaire, turbulente, hallucinante tijden. Ik zie het schrijven ook als een ambacht, ik werk nog met pen en papier. Zodra de eerste regel is geschreven, volgt de rest meestal vlot. Te veel ‘gestruggel’ tijdens het schrijven is geen goed teken. In mijn geval moet het eruit vloeien, de spontaniteit is belangrijk.’
EXit: Schrijf je een gedicht met in het achterhoofd ‘dit moet ik ritmisch op een podium kunnen brengen’?
Frederik: ‘Ik schrijf niet met de gedachte: ‘dit moet werken op een podium’. Ik beschouw mezelf niet als slammer, rapper of podiumdichter. Ik beoefen een ander genre. Voor mij zijn klank en ritme in goede poëzie intrinsiek aanwezig. Een sterk gedicht leent zich er automatisch toe om on stage te worden gebracht, waarbij het publiek woord voor woord kan proeven, zich kan laten leiden door de onstuimige energie en de lenigheid van de taal, zich kan onderdompelen in meeslepende virtuoze formules, in contact kan komen met een ander soort waarheid. Paul van Ostaijen stelde in zijn ‘Gebruiksaanwijzing der Lyriek’ dat klank en betekenis een verbintenis moeten aangaan om te komen tot een ‘vervuldzijn-door-het-onzegbare’, zoals bij de extase. In mijn poëzieperformances probeer ik net dit te bereiken.’
EXit: Je gedichten bevatten woorden als meanaden, satyrs, succubi, chimaera’s of dilaterend. Dat vergt een inspanning van de lezer?
Frederik: ‘Nog altijd heerst de opvatting dat poëzie begrijpelijk, helder, makkelijk verstaanbaar moet zijn. Er zijn echter verschillende niveaus van begrijpen. Tegenwoordig moet alles wetenschappelijk geanalyseerd worden, maar er zijn nog andere waarheden.’ ‘De alledaagse spreek- en schrijftaal is in overvloed te vinden. De werkelijkheid is echter complex, gelaagd, verrassend, onvoorspelbaar. Bijgevolg is hapklare poëzie arm. Wat is er mis met rijke woordenschat, onverwachte zinswendingen, neologismen en dergelijke in de dichtkunst? Er mag wel wat verwacht worden van de lezer, ook van de dichter trouwens: meer dan ooit is er nood aan verdieping en herbronning in tijden van nivellering. Mijn poëzie is nooit gemakkelijk geweest, in de zin van eenduidig. Over mijn debuutbundel Paniek in het Circus schreef J.M.H. Berckmans al ‘het zijn gedichten die je beter geen twee maar tien keer leest’. In zijn poëtica ‘Het geheim van het vermoorde geneuzel’ beweert Ilja Leonard Pfeiffer: ‘Wie gevaarlijk wil dichten, moet als een profeet orakels balken in de taal van engelen’. Ik denk dat mijn bundel ‘Andere richtingen’ deze richting uitgaat.’ (ADC)
De voorstelling van de dichtbundel vindt plaats op zondag 25 februari in zaal De Snuffel, Ezelstraat 42, 8000 Brugge, gratis toegang. Registratie via http://www.eventbrite.be.