‘Het traject dat we de voorbije vijf jaar hebben doorlopen, was er een van vallen en opstaan’
Hoe vreemd het ook mag klinken, maar de samensmelting van het Brugse De Werf en het Oostendse Vrijstaat O. bleef sommige geesten wel heel lang beroeren. Onder impuls van Rolf Quaghebeur is daar nu een dikke streep onder getrokken. Dat is ook subsidieheer Vlaanderen niet ontgaan. KAAP ontving in de jongste bedeling niet minder dan 1,8 miljoen euro. Quaghebeur wil daar ‘op een heel verantwoorde manier mee omspringen’. Zoals bijvoorbeeld met het tiendaagse belevingsfestival AMOK (30 september tot 9 oktober) dat inzet op ontdekking en beleving in de binnenstad met muziek, beeldende kunst en literatuur. Een heel gevarieerd programma voor iedereen die houdt van een ‘samenspel tussen muziek, lichaam en samenleving’.
EXit: Directeur KAAP: wat trok je over de streep voor de job?
Rolf Quaghebeur: ‘In 2018 was het een jaar na de fusie tussen De Werf en Vrijstaat O. Dat was een leuk experiment. Dat was de enige echt volwaardige geslaagde fusie in Vlaanderen met twee partners die hetzelfde gewicht hadden. Die samengingen zonder dat de ene de andere consolideerde. Het was een verzoening van de beide manieren van werken, van twee bedrijfsculturen.’
EXit: Gold dat ook voor De Werf?
Rolf: ‘Er is nooit iemand gedwongen om in die fusie te stappen. Er was niets opgelegd. Minister Sven Gatz stuurde wel aan op samenwerking en fusies, maar een minister van Cultuur gaat in een Kunstendecreet nooit een organisatie verplichten om iets te doen. De Raad van Bestuur was heel evenwichtig samengesteld, de personeelsploegen waren netjes samengevoegd. Of iedereen daar achteraf gelukkig mee was, dat is een andere vraag, maar het was zeker geen gedwongen huwelijk.’
‘Wat die fusie zo uniek maakte en atypisch was voor de kunstencentra in Vlaanderen, was dat je een kunstencentrum hebt die een werking ontplooit in twee steden. Zowel in Brugge als in Oostende. ‘
EXit: Toch liep niet alles van een leien dakje.
Rolf: ‘De misrekening die bij het begin is gemaakt, is om de werkingen op elkaar te doen gelijken. In het begin was er een behoudsgezinde reflex. Er werd zelfs gezegd: ieder doet voort zijn eigen ding. Maar zo werkt een fusie niet.’
EXit: De Werf had die ervaring al met HetNet.
Rolf: ‘Klopt, maar dat was minder een fusie, eerder een consolideren van HetNet binnen de werking van De Werf die groter was. Dat heeft voor wat spanningen gezorgd en we hebben wat publiek verloren in beide steden. Dat was heroriënteren en van nul beginnen. Ik ben hier gearriveerd toen de crisis op zijn hoogte- of dieptepunt zat, wat op zich ook geen ondankbaar moment was.’
EXit: Was dat subsidiedossier van levensbelang voor KAAP?
Rolf: ‘Zeker, want dat is de basisfinanciering in onze sector. Wij zijn een onafhankelijke vzw. We moeten onze financiering uit publieke middelen halen en wat de professionele kunsten betreft, is dat het Kunstendecreetmet een ‘werkingssubsidies voor professionele kunsten’ zoals dat heet.’
EXit: U kaapte een toegift voor tien jaar weg.
Rolf: ‘Voordien zaten we in een ritme van vijf jaar. Duim omhoog, duim omlaag: eigenlijk kun je van 1 miljoen euro naar nul euro gaan, wat bij De Werf bijna een paar keer is gebeurd. Het heeft een paar keer aan de rekker gehangen om bijna niets meer te krijgen. Uiteraard zijn we nu zeer blij met die beslissing.’
EXit: Een vaak gehoorde kritiek luidt: ‘Er is geen jazz meer in De Werf.’
Rolf: ‘Ik snap dat dat voor een publiek moeilijker leesbaar is. Als je het geheel bekijkt, dan zie je dat we kunstenaars en muzikanten op een plek in de stad laten reageren. Wij werken met het stedelijk weefsel. Momenten van gevaar, van risico of niet vrijblijvendheid gaan creëren in de stad, daarvoor moet je nomadisch te werk gaan. Zeker in een stad als Brugge die werelderfgoedstad is, maar waarvan ook de openbare ruimte heel monofunctioneel gedefinieerd is. Het gaat over toerisme, over economie die vandaag de dag heel brutaal. Ik vind het een mooie casus door het erfgoedgegeven, door die bescherming, om te zeggen hoe je met hedendaagse kunst momenten van publieke ruimte kan creëren, in de zin van: dit is wat we delen, hier gaan we in interactie met elkaar, spreken we met elkaar en doen we iets met elkaar. Dat is ook het uitgangspunt van AMOK. Onze infrastructuur rammelt voorlopig aan alle kanten, dus zien we onze eigen ruimte als een hub, een vertrekpunt. We zullen altijd andere plekken in de stad nodig hebben om dat te doen. Vandaar dat we samenwerken met Musea Brugge. Zo hebben we opeens twintig zalen ter beschikking. Dat geldt ook voor het Concertgebouw, het Cultuurcentrum, Cactus Muziekcentrum, De Republiek, Cinema Lumière, Snuffel, kerkfabrieken, zelfs met het stedelijk zwembad Guilini gaan we een samenwerking aan. Met AMOK gaan we zelfs proberen om monumenten in te pakken. Het is echt een bevraging van wat is hedendaagse kunst in een erfgoedstad. Dat is ook de lijn die Brugge met Oostende verbindt.’
EXit: Het programma van AMOK oogt redelijk ‘niche’. Op welke publiek mikken jullie?
Rolf: ‘Op een zo breed mogelijk publiek én het avontuurlijke publiek waarvan we merken dat de bezoekers zowel jong als oud zijn. Ik besef dat we nooit het grote publiek zullen bereiken. We hebben ook geen zaal van 1.200 zitjes die we moeten vullen. Ondanks dat het discours dan wel ‘niche’ klinkt, zorgt het wel voor een stevige intellectuele ondergrond waarop je best toegankelijke activiteiten kunt programmeren. We organiseren ook festivals waar er 700 man op afkomt. De AMOKATHON op vrijdag 30 september is eigenlijk helemaal niet niche. Een cultuurcentrum is opgericht om zoveel mogelijk aan cultuurspreiding en participatie te doen. In Brugge heb je het Cultuurcentrum dat het op een excellente manier doet. Wij moeten dat niet meer doen. Wij zetten meer in op het experiment, maar het is daarom niet minder toegankelijk. Het voldoet misschien minder aan een vooropgesteld verwachtingspatroon, maar we laten de kunstenaars doen wat ze moeten doen. Ik wil verrast worden door de kunstenaars en we gaan ervan uit dat ons publiek dat ook wil.’
EXit: Belangrijk tijdens het tiendaagse AMOK-festival is de viering van het 30-jarig bestaan van jullie huislabel W.E.R.F. Records?
Rolf: ‘Naast het tweestedenverhaal is ook dit platenlabel een uniek gegeven. Er is geen enkel kunstencentrum dat een eigen platenlabel heeft die dan ook al drie decennia consequent inzet op de Belgische jazz.’
EXit: De relevantie blijft dan ook overeind?
Rolf: ‘Meer dan ooit relevant. Als je jazz definieert als avontuurlijke muziek – jazz was van oorsprong geen muziek, maar een levensstijl – dan willen we kunst weer ‘gevaarlijk’ maken, relevant maken voor de samenleving. We kunnen niets anders dan hiervoor vertrekken bij de jazz. Rik Bevernage heeft titanenwerk verricht voor heel Vlaanderen. Wij halen onze identiteit niet meer uit de plaats waar we zitten, maar uit de productie in een internationale context. Dat label is een krachtig instrument, dat is pure muziekproductie. Wat voor een musea de collectie de alfa en omega is voor elke tentoonstelling, is dit label – dat trouwens staat voor ‘Wasted Energy Record Factory’ – voor de jazzmuziek. Het label doet het zeer goed, zowel digitaal als fysiek. Tijdens corona was er een revival van vinyl en nu zelfs van de cd. Het zit in een groeifase, met zelfs veel verkoop wereldwijd en is dus nog steeds belangrijk als promotie-instrument voor die Belgische artiesten.’ (ADC/LF)