
Je vindt het in artikel 378 van het Brugse Beleidsprogramma 2019-2024: ‘We onderzoeken of Brugge Plus de Reiefeesten op een vernieuwende wijze kan organiseren.’ Oud-journalist Eric Van Hove nodigt de creatieve krachten in de stad uit om na te denken om ‘heel toekomstgerichte, onvoorspelbare, maar juist daarom heel authentieke acties en evenementen op het water te plannen’. En hij hoopt tegelijk dat dit de nieuwe standaard zal worden: ‘verwacht het onverwachte…’.
Om de ontstaansgeschiedenis van de Reiefeesten te schetsen, moeten we nu al een goede halve eeuw terug in de tijd. De eerste editie vond plaats op 3 augustus 1963. Het was een idee van wijlen Florent Machiels, die lid was van het Comité voor Initiatief, een comité van welwillende Bruggelingen dat zich gevormd had na de inhuldigingsplechtigheden van burgemeester Pierre Vandamme, in 1956. ’t Was toen nog het oude Brugge van voor de fusie: de randgemeenten Sint-Andries, Sint-Michiels, Assebroek, Sint-Kruis, Koolkerke, Dudzele en Lissewege leidden toen nog een eigen leven. En in het ‘oude Brugge’ zelf had de nieuwe bisschop Emilius-Jozefus Desmedt aan de toen 86-jarige Brugse burgervader Victor Van Hoestenberghe per brief laten weten ‘dat het ogenblik gekomen was om ontslag te nemen’. En zo geschiedde: als trouwe soldaat én vrome katholiek bediende Van Hoestenberghe de Brugse bisschop meteen op de ‘wenken’. Zo ging dat toen…
Pierre Vandamme, de man die na Wereldoorlog II als voorzitter van de MBZ en schepen van Openbare Werken de wederopbouw van de haven van Zeebrugge én de prille industrialisatie aan de Pathoekeweg had benaarstigd, volgde Van Hoestenberghe op. Maar Pierre Vandamme wou bij zijn ambtsaanvaarding meteen laten voelen dat er in Brugge een nieuwe wind zou waaien. Hij wilde in de verschillende Brugse wijken contact leggen, zeg maar een soort ‘Buurt aan de beurt’ avant la lettre.
Op Sint-Anna, in Sint-Jozef en in Zeebrugge-dorp werd de nieuwe burgervader – in groot ornaat, met traditionele burgemeestersteek – enthousiast ontvangen, maar een aantal actieve Bruggelingen vonden dat dit op meer gestructureerde manier moest gebeuren en dat Brugge voortaan ook meer oog moest hebben voor publieke evenementen. De namen van die pioniers? Etienne Claeys, Emile Tytgadt, Florent Machiels, Frans Vromman… Zij richtten een vzw op, het Comité voor Initiatief, dat met de Reiefeesten in 1963 stevig van wal stak.
Tienduizenden bezoekers
Die eerste editie in 1963 was met 26.214 bezoekers meteen een schot in de roos. Het budget bedroeg amper 275.000 Belgische franken, omgerekend zou dat nu nog geen 7.000 euro zijn. Er kwam een vervolg, eerst om de twee jaar, dan om de drie jaar, tenslotte om de vijf jaar. In 1976 schakelde men voor het eerst de Burg in als tafereel en in 1986 bereikte men met 58.000 bezoekers een piek. Om de zoveel jaar kwam het wel tot een hernieuwing van enkele historische taferelen, maar voor het algemene schema zélf bleef alles bij het oude, zozeer zelfs dat op een bepaald ogenblik de nieuwe voorzitter van het Comité voor Initiatief, Eddy Vaneylen, ruiterlijk moest toegeven ‘dat er sleet zat op de formule’. In 2014 zette men er dan ook een punt achter: te weinig middelen, maar vooral ook: niet meer mee met de tijd.
Brugge en water
Nochtans: Brugge en het water, je kunt beide moeilijk los van mekaar zien. Brugge wordt nog vaak ‘het Venetië van het Noorden’ genoemd en de Bruggelingen laten zich dat welgevallen. Toch leerde Marc Ryckaert ons in ‘De Brugse Reien’ al dat die vergelijking een beetje overmoedig is: ‘Venetië telt 177 kanalen, Brugge (ruim gerekend!) slechts een twintigtal, plus de vesten. In Venetië zijn er 445 bruggen, in Brugge een zestigtal. Het zijn cijfers die tot enige bescheidenheid manen. Toch is de vergelijking niet geheel onterecht. Zelfs al is in Brugge het water niet alomtegenwoordig zoals in Venetië, toch bepaalt het ook hier in sterke mate het stedelijk landschap én de algemene sfeer. Zonder water zou Brugge een andere stad zijn.’
Dat we dus op zoek zijn om met of rond dat water een publiek evenement te organiseren , daar kun je moeilijk tegen zijn. Alleen zou het natuurlijk van weinig moed en/of verbeelding getuigen als Stad Brugge nu plompweg een oude formule uit de 20ste eeuw opnieuw zou gaan recycleren. We zijn ondertussen een halve eeuw verder, en de laatste jaren hebben we onder meer met de Triënnales bewezen dat we hier ook op een andere manier met water kunnen omgaan: niet meer het statische schouwspel van historische verhalen uit de middeleeuwen of het Ancien Régime, maar meer hedendaagse of toekomstgerichte architecturale constructies, die juist uitnodigen tot betrokkenheid, spel en plezier.
Triënnale 2015 en 2018
Het begon al tijdens de Triënnale 2015 met de Canal Swimmers’ Club, het waterplatform dat het Japanse architectencollectief Atelier Bow-Wow hier in samenwerking met het Brugse bureau Dertien12 aan de Carmersbrug realiseerde: een soort atelier op het water, een vrijplaats waar (vaak jonge) Bruggelingen toeristen en vooral ook mekaar konden ontmoeten, waar ze konden verpozen, ontspannen en dromen. ‘In een door de Unesco beschermde en dus aan sterke regels onderworpen omgeving kan plots weer van alles’, kon men in het programmaboekje lezen. Maar het klopte ook…
Drie jaar later was de Vloeibare Stad of Liquid City zelfs het uitgangspunt van de Triennale 2018 en trokken de Minne Floating School van Kunlé Adeyemi aan het Minnewater, the Floating Island van de Koreaanse architectuurstudio OBBA aan de Lange Rei of het drijvende Selgascano Pavilion aan de Coupure de aandacht van Bruggelingen én bezoekers. Een zwemplatform, een ontmoetingsruimte, ja zelfs een klaslokaal en een tentoonstellings- en presentatieruimte op het water, het kon allemaal. De architecten en kunstenaars nodigden publiek en inwoners uit om samen de vloeibare stad te verbeelden.
Voor Brugge was dit zeker een stap voorwaarts. Meer zelfs: moeten we verder op bouwen. Het zou niet logisch aanvoelen om driejaarlijks markante architecten en internationale kunstenaars uit te nodigen voor een Triënnale hartje binnenstad, maar dan in de tussenseizoenen op onze Brugse reien telkens opnieuw een retro-spektakel gaan opvoeren. Neen, voorwaar: plus est en vous.
Verwacht het onverwachte
Vandaar dat ik graag een oproep richt aan schepen van Cultuur Nico Blontrock, die bewezen heeft dat hij uitdagingen aandurft. Hij kon op 56-jarige leeftijd op zijn gemak nog tot aan zijn pensioen de altijd vriendelijke presentator blijven van populaire Radio-2-programma’s, maar hij koos ervoor om uit zijn comfortzone te treden en de politiek in te gaan. Geen gemakkelijke keuze, zeker in een tijd waarin veel politici – heel vaak ten onrechte – in de pers en op sociale media vaak kritiek en beschimpingen te verduren krijgen. En wat meer is: hij slaagde ook met brio in zijn opzet. Eerst schoot hij als nieuwkomer zomaar de top-5 van de Brugse politici binnen. Met 3.565 voorkeurstemmen zelfs meer dan pakweg de gewezen toekomstige burgemeester van Brugge Pol Van den Driessche, die op 3.408 bleef steken. Vervolgens ging hij resoluut voor het schepenambt cultuur, ook geen vanzelfsprekende keuze. En nu geen twee zonder drie, het moeilijkste moet nog komen: in de komende jaren metterdaad bewijzen dat vroegere critici ongelijk hebben.
Dat laatste zal echter niet kunnen door de platgetreden paden verder te bewandelen. Ook Brugge zal uit zijn comfortzone moeten komen, als we hier aan de toekomst willen bouwen. Dit is een uitnodiging, ook voor de creatieve krachten in deze stad: eer onze historische kern, het water, door er juist heel toekomstgerichte, onvoorspelbare, maar juist daarom heel authentieke acties en evenementen op te plannen. Geen weg terug, veilig maar al te bekend, nee, laat dit de nieuwe standaard worden: verwacht het onverwachte… (ERIC VAN HOVE)
Vind ik leuk:
Like Laden...