Exit Magazine

Maandelijks Brugs Cultuurblad

Portret van 100 jaar (water)toerisme in Brugge

 

Als iemand in Brugge ei zo na alles afweet over de Brugse reien en de bijbehorende bootjes, dan is het Edmond Coucke (98). Hij is de hoofdfiguur in het boek ‘Het Vloeibare Goud’ dat het verhaal vertelt van het toerisme op en rond de Brugse reien . Samen met stadsgids Mia Lingier, auteur van het boek, grasduinen ze in meer dan 100 jaar toeristische bootjesverhuur.

Mia Lingier kent het thema door en door, want in 2006 tekende ze al voor de publicatie ‘De Brugse reien, Aders van de Stad’.

Ere wie ere toekomt, want blijkt dat niet Godfroid Coucke, de vader van Edmond, de pionier is van de boottochten op de reien, maar wel de Brusselse ondernemer Jules Vander Schueren die volgens archiefstukken in 1905 al een vergunning kreeg voor vijf jaar om ‘met gondels op de vaarten onzer stad te varen’. Stamvader Godfroid Coucke was echter de eerste Bruggeling die geregeld met zijn eigen roeiboten (!) op de Brugse reien te zien was, roeiboten die hij verhuurde zonder begeleider. Sinds de jaren 30 groeide dat uit tot een heus bedrijf dat in 1943 overging in de handen van Edmond Coucke.

Oeverbewoner en brandende lantaarns

Een en ander was nauw verbonden met het opkomende, overwegend Engelse toerisme uit die tijd. Op het eind van de 19de eeuw zette toenmalig burgemeester Visart de Bocarmé in op twee troeven die Brugge uit de economische dieperik moesten helpen. Het eerste was de uitbouw van de haven van Zeebrugge, het tweede het toerisme. Godfroid Coucke startte zijn bedrijf met zes roeiboten en nadien nog twee motorboten. Anderen gingen al snel zijn voorbeeld volgen, want voor watertoerisme was dit de gedroomde locatie. Couckes eerste aanlegsteiger lag in Groeninge (6), vlakbij het Bonifaciusbrugje dat er pas kwam in 1911. Later werd dat de plek aan de Dyver waar ‘bootexcursies Gruuthuse’ een begrip werd . In datzelfde jaar vaardigde de Stad een reglement uit voor het varen op de reien: men moest Bruggeling zijn, oeverbewoner en de boten mochten niet langer zijn dan zes meter, voorzien van een volgnummer en ’s avonds uitgerust met en brandende lantaarn. In 1913 waren er al zes uitbaters. Het parcours was iets langer dan vandaag en liep van Begijnhof tot ’t Zand (waar het Station zich bevond).

Naast het levensverhaal schetst het boek ‘Het Vloeibare Goud’ een boeiend portret van 100 jaar toerisme en lokale politiek. Een aanwinst, dit boek, voor de Brugge-bibliotheek. (LF)

Het vloeibare goud, Mia Lingier, uitg. Van De Wiele

 

Comments are closed.

%d bloggers liken dit: