
Aan hun proefstuk zijn ze niet meer toe, (gids) Jo Berten en (journalist) Hedwig Dacquin, maar met het vierde boekdeeltje over het Brugse dialect hebben ze een wel heel apart segment ‘stoet Brugs’ naar boven gehaald.
Wie houdt van schunnige taal, en het Brugse dialect leent zich daar uitstekend toe, wordt hier op zijn wenken bediend. Veel van deze woordenschat (?) staat op het punt te verdwijnen en verdient daarom een inventaris. Het 79 pagina’s tellende boekje geeft hoofdstukgewijs ‘stoet Brugs’ zoals ooit gebruikelijk in cafés, in volksliederen, in poëzie, in de liefde ‘en de hele santeboetiek’, en in het huwelijk ‘en de hele bataklang’.
En er valt aardig wat schunnigheid te rapen waarvoor de makers zich vooraf excuseren: ‘Geef mij zuiverheid, o Heer, maar nu nog niet’ vragen ze de heilige Augustinus.
Een apart hoofstukje voert Gezelle ten tonele met het gedicht ‘Het Stapeel’ waarin de dichter ‘een kind zijn gevoeg laat doen op het doksaal’. Gezelle stoet? Niet dat het zo belangrijk is, maar er heerst hierover ernstige twijfel. In het tweedelig woordenboek met alle woorden die Gezelle gebruikte (Gezelle in 15.000 woorden) komen heel wat woorden uit dit gedicht niet voor.
Stoet Brugs opent met een vorwordje van ere-burgemeester Patrick Moenaert (‘dat noemen ze hier entwien in ‘t gat steken’) en een ‘achterwordje’ van ere-schepen Yves Roose (‘k ben weer de sigaar’). (LF)
Stoet Brug, Jo Berten en Hedwig Dacquin, uitg. Zorro. Te koop in Brugse boekhandels.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...